Google Analytics

zaterdag 29 maart 2014

Normaal

In het Grote Handboek voor psychiaters en psychologen, formeel de DSM-IV, binnenkort de DSM 5.0, en inofficieel wel de bijbel voor hulpverleners genoemd, staan ze keurig gerubriceerd, de parafilieën. Dan gaat het over seksueel afwijkend gedrag, en dat is nog een heel rijtje. Afhankelijk van uw voorkeur heeft u een ( on-)smakelijke middag, als u dat doorleest.
En daarna weet u wat we zien als niet-normaal. Dat zegt, gek genoeg, niets over wat we wel normaal vinden, want dat weten wij niet. Het beste wat we er van kunnen zeggen is dat u, als u geen parafilie hebt, in de buurt komt van het normale.
Dat is een beetje de makke van sommige wetenschappen. We weten heel goed wat afwijkend is, maar niet zo goed wat normaal is. Daar gaan we niet over, namelijk.
Zo heeft de dokter wel een aardig beeld van wat 'ziek' is, maar aan een definitie van 'gezond' waagt hij zich niet. De medische wetenschap kan 'dood' heel goed omschrijven, maar het begrip 'leven', daar beginnen ze niet aan.
Binnen ons vakgebied veranderen de dingen ook nog wel eens: wat op het ene moment als parafilie, afwijking, wordt gezien is dat later niet meer. We plooien mee met wat u vindt, denk ik, en trouwens, dat doet de wet ook. Een voorbeeld daarvan is homoseksualiteit: tot in de 50-er jaren werd dat gezien als een parafilie, en het was nog strafbaar ook. Daar zijn we mee gestopt omdat u het niet langer nodig vond. Of omdat wij wijzer werden, maar daar ben ik niet zo zeker van.
Dat de normen en waarden van een samenleving terug te vinden zijn in de wetten van die samenleving is goed uit te leggen. Maar dat ze ook terug te vinden zijn binnen de psychologie en psychiatrie, dat is lastiger uit te leggen.
Wie honderd jaar geleden, op een mooie zomerse dag, in zijn blote kont op het strand ging staan moest serieus rekening houden met een opname in de psychiatrie - vandaag de dag haalt men hooguit de schouders op, als men al wat vindt. En daar hebben we ze weer, het koppel psychiatrie/psychologie en wet. Die kunnen het wel vinden samen, lijkt het.

Ze lijken zo onaantastbaar, die disciplines. De Wet, dat is iets groots waar u niet over gaat, en psychologie en psychiatrie, het lijkt niet alsof u daar invloed op heeft.
Maar niets is minder waar. Wij volgen uw opvatting. U zegt het maar, wat u fout vindt of gek, en wij volgen.
En misschien is het maar goed dat u niet vastlegt wat 'normaal' is. Dat geeft nog een beetje ruimte, en bovendien, dat is morgen weer anders.

zaterdag 22 maart 2014

Doosje

Ik ga bij hem op bezoek in de nieuwe inrichting waar hij nu mag wonen. Hij heeft niet zo lang bij ons gezeten, we hebben vooral gezocht naar een plekje voor hem, waar hij kan wonen en waar mensen hem kunnen helpen. Want dat kan hij zelf niet zo goed. De instelling waar hij nu verblijft draagt, voor haar naam, de letters SGLVG. Dat staat voor Sterk Gedragsgestoord en Licht Verstandelijk Gehandicapt. Maar dat weet hij niet, van die letters.
Als ik er ben moet ik mij opnieuw voorstellen. Hij schrikt er erg van, hij denkt dat ik hem mee terugneem, en dat wil hij niet. Maar omdat hij binnenkort een verlengingszitting heeft wel ik hem zelf even spreken. Dat blijkt niet zo'n goed idee.
Op de vraag hoe hij het hier vindt moet hij lang nadenken. Maar hij vindt het fijn hier. Hij laat mij zijn slaapkamer zien, en de tuin. En hij laat zijn werk zien, dat zit bij hem in huis. Of er wel eens dingen zijn die hij moeilijk vindt, vraag ik. Daar moet hij ook lang over nadenken. Vroeger vond hij het omgaan met zijn boosheid moeilijk, daarom kwam hij ook bij ons. Maar nu heeft hij toch ook wel iets wat hij moeilijk vindt. Hij wil het me laten zien, want hij kan niet zo goed met woorden, dus we lopen weer naar zijn werk. Zijn werk bestaat er uit dat hij twee flesjes, drie doosjes en een plat pakje in een iets grotere doos moet doen. De doos is zo ingericht dat het maar op één manier kan. Het zijn proefmonsters van een drogisterij, zie ik. Hij doet me voor hoe het moet: eerst de flesjes, aan de ene kant. Dan de doosjes, aan de andere kant. En het platte pakje er tussen in. Hij is geconcentreerd bezig, tong uit de mond, en het geeft hem voldoening. En het moeilijke is nu dat als dit klaar is er een andere opdracht komt, met andere flesjes, doosjes en plat pakje. En die moeten er dan net anders in, en dat is moeilijk. Het kost hem veel tijd om dat te leren, en dan kan hij nog wel eens boos worden. Dan mag hij, van zijn begeleiders, wat minder werken en dan gaan ze een stukje fietsen, want dat is ook fijn. En dan hoeft hij in zijn boosheid geen mensen te slaan.
De week er op is hij, hoor ik van zijn begeleiders, behoorlijk uit zijn doen. Hoe goed ik ook heb geprobeerd uit te leggen dat hij hier mag blijven, en dat ik trots op hem ben, toch denkt hij dat hij nu terug moet naar ons - want waarom was ik anders gekomen? En hij wil niet terug.
Dus nou mag ik niet meer komen, daar. Want hij kan maar één doosje tegelijk.

zaterdag 15 maart 2014

Logé

Hij overleed op zijn 82-ste en het schijnt - het was voor mijn tijd - dat hij tevreden terugblikte op zijn leven. En dat is best bijzonder.
Want hij overleed bij ons. Vanwege zijn leeftijd had de rechter al drie of vier jaar voor zijn overlijden gezegd dat het niet meer hoefde, bij ons blijven. Hij was nu vrij man. Maar hij wilde niet weg. Dat gaf een probleem want wij zijn geen hotel, je moet een titel hebben om bij ons te mogen wonen. Geen universitaire titel - dat mag wel, maar je moet ook een ándere titel hebben, één die een heel andere attitude vergt. Zo'n titel luidt dan 'Tbs', of 'RM', of 'PIJ'. En er zijn nog meer titels die behaald kunnen worden, maar voor hem moesten we een titel uitvinden. Dat hebben we gedaan en sindsdien verbleef hij bij ons met de titel 'logé'. En met die titel overleed hij in de schoot van vrouwe Justitia.
Hij had wel wat met die schoot. Want 82 jaar eerder zat zijn moeder gedetineerd vanwege diefstal, waardoor hij ook in die schoot is geboren. Daarmee is hij dankbaar bewijs voor die somberaars die menen dat het leven rond is: hoe hard je ook ploetert in je bestaan, je eindigt niet zo ver van je beginpunt.
In feite is hij nooit zo ver van zijn begin- en eindpunt verwijderd geweest. Zijn opvoeders hadden het niet zo op regels en wetten waardoor hij al op zeer jeugdige leeftijd datgene deed wat zijn moeder hem voordeed. Zijn jonge jaren bracht hij door in jeugdinrichtingen, zijn puberteit ook. Veelal Justitiële jeugdinrichtingen, later, toen hij groot was gevolgd door gevangenissen en Justitiële klinieken. Wij hebben zijn dossier niet kompleet kunnen krijgen maar geschat wordt dan hij van zijn 82 levensjaren er zo'n zeven of acht in vrijheid heeft doorgebracht, verspreid over die 82 jaar. De overige jaren bevond hij zich in, of vlakbij, de schoot van vrouwe Justitia. In die zeven of acht vrije jaren heeft ook hij hard geploeterd, met als doel: terugkeren naar die schoot.
Dus dat hij tevreden terugkeek op zijn leven is te begrijpen - hij heeft zijn doel telkens weer behaald. En meer nog: we zijn allemaal te gast op moeder aarde, maar hij is de enige met de bijbehorende titel: logé.

vrijdag 7 maart 2014

Telefoon

Omdat ik iets voor mijn computer moet hebben waarvan ik niet weet hoe het heet, en alleen maar weet wat het kan, luistert de verkoper geduldig naar mij. Hij doet zijn best en we lijken er wel uit te komen. Dan gaat zijn telefoon. Hij neemt direkt op en wendt zich van mij af. Omdat ik zo snel niet meer ben maak ik mijn zin nog af, met steeds minder volume. Hij wuift naar me: ik moet even stil zijn.
Dat val ik ook, stil. Het is een geanimeerd gesprek en hij lijkt mij vergeten. Even weet ik niet wat te doen. Tik ik hem op de schouders met een 'hé, ik was eerst?' Zal ik iets omgooien? Maar ik besluit te gaan. Bij de deur zwaai ik even, maar ik geloof niet dat hij mij ziet.
Omdat ik in een klein dorp woon kom ik hem later die maand ergens tegen. Hij herinnert zich mij nog en uit zijn ontstemming over mijn gedrag. Ik heb mij niet beleefd gedragen. Mijn kant van de zaak komt niet binnen, hij acht mijn visie volstrekt belachelijk.

De therapie met patiënt lijkt, na maanden, eindelijk te gaan lopen, hij komt nu zelfs op tijd. Na 15 minuten praten gaat zijn telefoon. Die wordt uit één van zijn vele zakken gehaald en hij staat de beller uitvoerig te woord. Het blijkt zijn vriendin en het gesprek van zijn kant bevat vooral woorden als 'liefie', 'schatje', 'poppie' en veel gesmak, die voor kusjes moeten doorgaan. Ik moet maar even wachten, begrijp ik. Als ik hem na het gesprek voorleg dat dit niet handig is kijkt hij mij verbijsterd aan: zijn telefoon ging, dat snap ik toch zeker wel?

Weer iets later heb ik een verlengingszitting, ergens in den lande. Door het gerechtsgebouw heen hangen instructies die aangeven dat mobiele telefoons uitgezet moeten worden, tijdens een zitting. Maar wie vele jaren door die gebouwen heenloopt ziet dat soort bordjes niet meer.
De zitting verloopt wat stroef en de Rechtbank is, om mij onbekende redenen, al geïrriteerd als plotseling de vijfde van Beethoven losbarst. De advocaat verschiet van kleur en duikt in zijn rolkoffer om telefonisch Beethoven te smoren. De voorzitter is zichtbaar ontstemd en wacht ongeduldig tot de jengeltoon van de telefoon stopt. Hij haalt juist adem om tot een scherpe terechtwijzing te komen als mijn telefoon overgaat.

Ik had u eigenlijk willen vertellen dat ik een beter mens ben dan u. Misschien denkt iedereen dat wel, diep van binnen: ik zie het beter dan jullie, ik ben de enige die wel weet hoe het moet, luister toch eens naar mij.
Maar het lukt me niet. Ik blijk telkens toch weer heel menselijk te zijn. En dat stelt me, gek genoeg, iedere keer weer gerust. Want beter zijn, dat is onmenselijk.