Google Analytics

zaterdag 28 december 2013

Relatie

Hij wil wel van haar af. Maar hij weet niet hoe, hij vreest haar reactie. En dat snap ik wel.

Zet mannen en vrouwen bij elkaar en er ontstaan relaties. Bij ons zijn vrouwelijke patiënten schaars goed, dus de patiënt die één van hen tot vriendin weet te krijgen zit goed. Het levert status op, medepatiënten kijken tegen je op en je positie binnen de kliniek stijgt tot ongekende hoogte.
En uitgerekend hij heeft nu een vriendin, voor het eerst van zijn leven. En of hij trots is, samen paraderen ze gearmd over het achterterrein en iedereen ziet: van mij! Mensen gaan opzij voor ze en binnen zijn woonafdeling kijken ze met jaloezie naar hem.
Maar zij heeft haar eigen leed te dragen en haar eigen verleden. Het heeft haar hard gemaakt, en bitter. Ze is groot en zwaar, medepatiënten zeggen wel spottend dat als zij binnenkomt het eerste half uur haar borsten, en dan pas de ellende binnenkomt. Want aardig is ze niet, ze is bits, nors, kortaf, kan in woede uitbarsten en een stemvolume produceren dat doet vrezen voor gehoorschade. En haar vriend koeieneert ze alle kanten op, ze kommandeert hem en laat zich door hem bedienen. Gearmd lopend zet zij er fiks de vaart in waardoor hij er moeizaam aan bungelt; alsof hij tegen zijn zin in een wurggreep zit waardoor hij struikelend half achter haar aan hangt.
De medepatiënten schuwen haar, iedereen is wat bang voor haar. En hij nu ook, de laatste weken krijgt hij het benauwd van haar, het zweet breekt hem uit als hij over haar praat, kortom, hij wil wel van haar af. Maar dat durft hij niet.

We bereiden het voor, het gesprek met zijn vriendin, want assertief is hij niet. De trainster sociale vaardigheden en ik hebben er nog veel werk aan, om hem te leren zeggen: "ik beëindig de relatie". Maar uiteindelijk moet het er maar van komen.
En nu zitten we met z'n drieën, hij, zij en ik. Zij kijkt stuurs van ons af - het gesprek komt haar niet uit en daarom neemt ze het woord. Dat doet ze altijd, zij bepaalt. Zij neemt de volledige stoel in beslag, met haar imposante lichaam, hij lijkt wat te bungelen in zijn stoel, klampt zich vast aan het rugkussen. Hij is klein, zij lijkt wel drie keer zo groot. Hoewel er nog niets is gebeurd is de sfeer onheilspellend, door haar vijandige houding.
Ik tik op tafel en vraag haar aandacht - de blik die me dat oplevert doet ook mij huiveren. Ik kondig aan dat haar vriend iets wil zeggen. Met ongeloof wendt ze het hoofd traag richting haar vriend - binnen haar definitie van een relatie past niet dat haar vriend ook iets wil zeggen. Hij wordt nog kleiner en poogt te verdwijnen in de stoelkussens.
Nurks kijkt zij weer van ons af en na mijn bemoedigend knikje zegt hij, zich alle oefeningen herinnerend en mij, niet haar, aankijkend, met luide stem: "ik beëindig de relatie".
Even gebeurt er niets. Dan komt het afgewende hoofd traag in onze richting, eerst langs mij om bij hem uit te komen. Er moet ook iets gebeuren in haar lichaam want plots begin ik te vrezen dat de stoel het niet houdt. Als haar blik uiteindelijk bij hem is aangekomen is er niet veel meer van hem over. Hij lijkt onder de stoelzitting te zijn gekomen en is gestopt met ademen. Zij spreekt nu één woord, te weten "Wat?", maar op een toon en een volume die als levensbeëindigend mag worden beschouwd.
Geheel rood en bezweet herhaalt hij zijn vier woorden, maar de kracht is er uit. Het is nu futloos en kleintjes, net niet gefluisterd. Dit moet het meest ellendige moment in zijn bestaan zijn.
Weer is het even stil maar dan toch haalt zij diep adem waardoor ze nog eens twee keer zo groot lijkt te worden. Hij ziet het, en ik ook. Onbedoeld deinzen we nu beiden achteruit - er gaat iets komen, denk ik, en dat is niet iets goeds. Traag wendt zij zich voorover naar hem waardoor ze de afstand op angstwekkende wijze verkleint. Hij zou via de muur omhoog willen klimmen. Met een volume waardoor ik voor de dakpannen begin te vrezen buldert ze hem toe: "daar geef ik geen toestemming voor".
En traag draait ze het hoofd weer weg, weg van hem en mij. Een luid verontwaardigd 'huh' is nog te horen. Hij is tien minuten geleden al gestopt met ademen en bevindt zich nu in kritieke toestand. De training had niet voorzien in dit antwoord en hij heeft dan ook geen idee hoe het verder moet. Ik zo snel trouwens ook niet.
Een langer durende stilte volgt. We moeten ons alle drie hernemen.
De rest van de zitting is niet prettig. Want zij bepaalt en blijkt zo de nodige kritiek op hem te hebben. De kwalificaties die ze voor hem heeft liegen er niet om. Ze beaamt mijn voorstel dat hij toch niet de ideale partner voor haar is en aan het eind is de relatie beëindigd.
Hij is dus van haar af. Maar hij is doodsbenauwd haar tegen te komen, dus de weken er op blijft hij op zijn afdeling. Maar dat slijt, kennelijk. Vooral omdat zij nu een andere vriend heeft. Een klein mannetje die ze koeieneert en opdrachten geeft. Maar haar nieuwe vriend lijkt erg gelukkig, zijn status is tot recordhoogte gestegen. En hij mag gearmd met haar op het achterterrein lopen, en dan zien we hem er, glimlachend, aan bungelen.
De trainster bereidt zich vast voor.

vrijdag 20 december 2013

Seks (2)

Hoe vaak doen mensen het eigenlijk, wil hij weten. Dat is niet zo'n gekke vraag, want wij noemen hem seksverslaafd. Hij is obsessief bezig met seks en kon zich wel tien keer per dag aftrekken. Als het tegen zat zelfs vaker. Soms tot bloedens toe. Dus de vraag is zo gek niet. Maar het is een grote vraag met een groot thema. Niemand weet namelijk hoe vaak mensen het doen. Er bestaat natuurlijk wel een gemiddelde, maar dat biedt niet zo veel. Er zijn echtparen die het nooit doen, en daar heel tevreden over zijn. Er zijn jongverliefden die het dagelijks doen, of vaker. En dat leidt dan tot een gemiddelde, maar dat zegt niet zoveel. Ongeveer 80% van de mannen masturbeert (wel eens), tegen zo'n 60% van de vrouwen. Maar hoe vaak ze dat doen is niet echt bekend. Er is vast wel een gemiddelde uit te rekenen, maar dan weten we nog niet zo veel. Want hij wil graag weten wat 'normaal' is, en dat weet niemand. Nog lastiger is de vraag wat seks eigenlijk is. Er zijn verschillende definities van seks in omloop. De meest strenge definitie komt uit de VS en zegt "seks is coïtus". Eén van de Europese definities stelt "seks is iedere aanraking die als aangenaam wordt ervaren". Weinig mensen zullen zich kunnen vinden in deze definities, het zijn extremen. Seks ligt er ergens tussen in, voelen we wel aan, maar waar precies is al jaren onderwerp van verhitte discussies tussen seksuologen, psychiaters en psychologen. 60% van de Amerikanen beschouwt orale seks niet als seks. Vandaar dat Bill Clinton kon zeggen: " I did not have sexual relations with that woman". Volgens de eerste definitie is masturbatie geen seks, volgens de tweede is een vriendelijk bedoelde arm om de schouder dat wel. Het cultuurverschil leidde tot problemen voor Ruud Lubbers toen hij door een vrouw beticht werd van 'onzedelijke handelingen'. De vraag lijkt te zijn: waar begint seks. Wanneer doet u eigenlijk aan seks, wat moet u dan precies doen? Ook dat weet niemand. Het moment van penis-in-vagina lijkt wat laat (is dat ook per se noodzakelijk?), het moment dat u een glaasje wijn inschenkt voor uw partner wat vroeg. Ergens ertussen in, dus. Het invoegen van het begrip 'opwinding', seksuele opwinding, helpt niet veel. Opgewonden-zijn is geen noodzakelijke voorwaarde voor een orgasme. Bovendien, als de ene partner opgewonden is en de ander niet, doen ze dan aan seks? Als de één klaarkomt en de ander niet, hebben ze dan seks gehad? En de meeste seks begint niet met opwinding, het is veelal wel het streven opgewonden te raken maar niet het beginpunt - in ieder geval veelal niet bij één van de partners. Doet een prostituee, die haar klant onverschillig zijn gang laat gaan, aan seks? Bijna iedereen zou zeggen van wel, hoewel het bij deze dames veelal aan opwinding ontbreekt. Je zou er een nationale quiz van kunnen maken: welke handeling verricht u waardoor u kunt zeggen: de seks is begonnen. Welke handeling gaat daar aan vooraf, het moment dat u nog net niet aan seks doet? Dat willen patiënt en ik wel eens weten. Dus ik zou zeggen: schrijf het even voor me op en stuur het me. Dan leg ik het hem uit.
Lord Longford, op wie later kennelijk Krusty is gebaseerd. De Longfordcommissie bracht in 1972 een rapport uit over pornografie. Het rapport telt 500 bladzijden; pas op bladzijde 421 komt het tot een definitie van pornografie. Die definitie wordt later door niemand gedeeld. Tot op heden is er geen alom geaccepteerde definitie.

zaterdag 14 december 2013

Toekomst

Gesprek met hem – dezelfde die niet bij zijn zitting was*. Wat zou hij nou willen, hoe ziet hij zichzelf in de toekomst. Dat is een moeilijke vraag, dat past niet in hoe hij denkt. Het idee dat je iets over de toekomst kunt zeggen, dat je plannen maakt, medeontwerper bent van je eigen toekomst – dat idee kent hij niet. Hij heeft geen toekomst. Dat is een zwart gat. Hij heeft ook geen verleden. Het verleden is een groot blok beton dat hij achter zich aansleept, iets dat hem hindert maar ook iets dat hem wezensvreemd is, alsof het zijn blok niet is. Hij leeft in het nu, en het nu is een eindeloos gerekt geheel dat zich moeizaam voortsleept. Zijn reacties zijn afhankelijk van wat zich in het nu voordoet. En wat zich voordoet, daar gaat hij niet over. Zelf bepalen, al is het maar een beetje – nee, zo denkt hij niet. Hij overleeft, van moment naar moment, altijd alert want ja, wat zich voordoet, daar gaat hij niet over. Zo hebben we er wel meer in huis. Iets zeggen over de toekomst lijkt hen onzinnig; iets zeggen over het verleden roept pijn op. Dus leven ze in het nu. Concreter dan. Hoe woon je over vijf jaar. Na een lange stilte: in een huisje. Meer komt er niet. Maar het is iets. Niet veel, maar iets. We wijzen niets af – we inventariseren. Een huisje. Wat zou hij dan willen in een huisje, denk ik – maar vraag ik niet. Daar gaat hij dan in zitten, vermoed ik. Hij heeft waarschijnlijk geen idee wat hij moet met een huisje. Aan zijn huisje van vroeger heeft hij geen warme herinneringen – daar woonde hij met mensen die zeiden dat ze zijn familie waren. Aan familie heeft hij ook geen warme herinneringen. En ‘thuis’ is een lelijk woord voor hem, thuis moet je niet zijn, heeft hij geleerd. En overdag? Wat doe je dan. Hij begrijpt de vraag en meldt braaf dat hij dan gaat werken. Bij de inventarisatie noteren we: werken. Tot nu toe gingen hij en werken niet samen: werken betekent vroeg je bed uit, lang ploeteren, op je donder krijgen voor een handje met geld. Dat werken leuk kan zijn: nee. Het is iets wat moet. Dat wordt gezegd, denkt hij – maar hij weet niet door wie, en waarom. “Vrouw”, meldt hij spontaan. Of een vriendin. Als je een vrouw hebt of een vriendin komt het goed. Daarmee vulde hij inderdaad zijn langgerekte nu. Maar het blok beton achter hem schudt van nee, en zijn dossier schudt heel hard van nee. Het vinden van een vrouw lukt hem wel – hij heeft z’n babbel mee, en z’n ‘looks’ – maar het behouden van een vrouw niet. Want iemand die zo dichtbij komt in zijn langgerekte nu vergt dubbele alertheid. Dan moet hij twee mensen controleren en dat gaat niet. Dat weet het blok beton want daar zitten veel vrouwen in. Die hebben het geprobeerd met hem, soms heel lang. Maar dat was zwaar, heel zwaar – dus kozen ze uiteindelijk allemaal anders. Meer komt er niet. De drie W’s, dat is het wel zo’n beetje. Wonen, werk, wijf, dan komt het goed. Maar hij kijkt er niet blij bij. Want hij leeft in het nu en daarin heeft hij zijn W’s niet. En later, tja, daar gaat hij niet over. * zie 'zitting 3', 19 nov 2013

zondag 8 december 2013

Geweten

Bij nagenoeg al onze patiënten is geoordeeld dat er sprake is van een 'gebrekkige gewetensontwikkeling'. Die twee woorden geven te denken. Een geweten wordt niet, bij de geboorte, kant en klaar meegeleverd met de baby. Nog sterker, gemeend wordt dat een baby gewetenloos ter wereld komt. Het dient zich te ontwikkelen. En zoiets kan meer of minder lukken, tussen de varianten gewetens-vol en geweten-loos. Zit het er tussen in, dan is het een gebrekkig geweten. Een geweten is niet aan te wijzen in een mensenlichaam, zoals een long of nier. Wel is, in een onderzoek, aan mensen gevraagd waar volgens hen het geweten zit. De meesten wijzen dan naar hun hoofd, hoewel ook naar buik en hart werd gewezen. Niemand wees naar de knieën of, pak 'm beet, billen, dus daar zal het wel niet zitten. Freud was er al mee bezig en vooral zijn dochter, Anna Freud, heeft verrassend lezenswaardige boeken gepubliceerd - artikelen waren toen nog niet zo in - over het geweten. Eén van haar boeken, naar het Nederlands vertaald als 'Het ik en de afweermechanismen' is zelfs voor gedragstherapeuten buitengewoon interessant. Een veel voorkomende definitie van 'geweten' luidt: "geïnternaliseerde ge- en verboden". Geïnternaliseerd betekent dat u het zich eigen hebt gemaakt, het is onderdeel van u geworden, het is in het lichaam opgeslagen. En die geboden en verboden vertellen ons wat het geweten doet: het vertelt u wat mag en wat niet mag, wat kan en wat niet kan, wat hoort en wat niet hoort. Dat is best een belangrijke funktie want als u te vaak dingen doet die niet mogen, kunnen of horen komt u in de problemen. Problemen met uw sociale omgeving bijvoorbeeld, of met Justitie, zoals onze patiënten. Om u voor dergelijke problemen te behoeden heeft het geweten tandjes meegekregen: het geweten knaagt, als u de ge- en verbodsborden negeert. Tenminste, als uw geweten goed werkt. Bij een gebrekkig geweten zijn de tandjes te ver versleten, of uitgevallen, of zelfs nooit aangegroeid. Zo iemand heeft een kunstgebit nodig. En dat kunstgebit, dan zijn wij. Om te voorkomen dat onze patiënten denken dat ze in een tand-technische kliniek terecht zijn gekomen zeggen wij het, als u en zij niet meeluisteren, anders. Onder elkaar hebben we het dan over een prothese: patiënt heeft kunstmatige hulpstukken nodig om toekomstige ontsporingen te voorkomen. En dat zal blijvend zijn want een geweten wil zich best ontwikkelen, maar alleen op het juiste moment. Kinderen en jongeren zijn er erg goed in, in dat ontwikkelen; bij volwassenen wil het niet meer zo. En dat is wel zo'n beetje de tragiek van onze patiënten. Een klein kind kan niet in zijn ééntje een geweten ontwikkelen, daar heeft het volwassenen voor nodig die hem helpen. En de volwassenen waar onze toen-nog-kleine patiënt door omringd werd konden dat niet zo goed - of, in het geval van een tehuis-jeugd waren het er domweg te veel, daar kan zo'n klein hoofd niet mee uit de voeten, dat geeft te veel verschillende ge- en verboden voor zo'n klein koppie. En dan hebben ze een gebrekkig geweten. En u weet nu wat dat is: een geweten zonder tandjes. En tanden groeien niet meer aan, als u volwassen bent. Dat kunnen alleen kinderen, want die kunnen dingen die u niet kunt.

woensdag 4 december 2013

zwaartekracht


What goes up must come down. Deze uitspraak wordt toegeschreven een sir Isaac Newton, en hij had er verstand van. Hij heeft zich uitvoerig bezig gehouden met het verschijnsel zwaartekracht - hij hield zich met alles bezig, schijnt het, want dat kon nog in zijn tijd. Maar onderstaand filmpje heeft hij zeker niet gezien. Dat is jammer, want het zou hem gefascineerd hebben. De video heeft als titel 'gravity' en is gemaakt door Michael Haussman. Hij is schrijver, artiest en filmer en heeft o.a. muziek-video's gemaakt voor Madonna, Eric Clapton en Shakira en maakt (reclame-)video's voor bedrijven als coca-cola, Ray-Ban en BMW. Zijn jongste project heet Gravity, een onderzoek naar de invloed van de zwaartekracht op menselijke emoties. Hij gebruikt hier een speciale video-techniek met als gevolg een uiterst fascinerende video. De video heeft wel iets magisch. De lichamen lijken omhoog te drijven om uiteindelijk naar beneden te glijden. Een kakofonie van vel, cellulitis, rimpels, spieren en borsten glijdt in traagheid langs ons heen. De zwaartekracht doet haar werk, onder haar invloed zien we lichamen vervormen en verouderen. Mocht u het wat vinden: meer van zijn macaber ogende presentaties vindt u op www.haussman.net

vrijdag 29 november 2013

Donker

Begin november verscheen hij niet meer op zijn werk. Daar keken we van op want hij was erg trots op zijn baan. Iedere ochtend vertrok hij stipt op tijd op zijn fiets, met zijn boterhammetjes. Maar nu niet meer.
Het is geen prater en hij hult zich in een nurks stilzwijgen. Nee, er was niets bijzonders voorgevallen, maar hij wilde niet meer.
Het leven was niet vriendelijk voor hem. Rond zijn tiende vertrok vader naar Nederland en daarmee uit zijn leven. Moeder volgde twee jaar later. Hij werd bij familieleden ondergebracht - zijn elf broers en zussen kwamen terecht bij verschillende ooms en tantes. Het was geen leuke tijd, al ontbreekt het hem aan de woorden om ons te vertellen wat er allemaal gebeurde.
En ook hij kwam naar Nederland, maar dat is lastig als je de taal niet spreekt. Zijn broers en zussen kwamen ook, maar bij moeder wonen kon niet. Moeder verblijft dit jaar al 25 jaar in de psychiatrie en is niet aanspreekbaar. Minstens de helft van zijn broers en zussen verblijft ook regelmatig in de psychiatrie. Dus zocht hij vrienden, want hij kan niet alleen. Hij klampt zich wanhopig vast aan zijn vrienden. Hij mag voor hun cocaïne kopen, en later mag hij van hun mensen overvallen, en winkels. En hij krijgt een mes van ze, en de opdracht er mee te steken want hij is niet zo goed in mensen overvallen.
En daarom zit hij bij ons. Zijn dossier is ook niet vriendelijk voor hem. Hij is schizofreen, en zwakbegaafd. En cocaïneverslaafd en ernstig getraumatiseerd. En crimineel, slecht verstaanbaar en men vindt hem eng. En hij is altijd bang. Met mes is hij wat minder bang maar hij mag van ons geen mes.
Behandeling valt niet mee. Stapje voor stapje, met veel terugvallen, komt hij heel langzaam vooruit. Hij vindt het wel fijn bij ons en wil graag blijven. Naar buiten hoeft voor hem niet. Maar na lange jaren is hij zo ver dat hij van ons buiten de kliniek mag wonen, en daar is hij toch heel trots op. In een huis met meerdere mensen en veel begeleiding, en medicatie. En een baan, daar is hij ontzettend trots op. Tot deze week dan, want hij gaat niet meer.
Alles bij hem gaat moeizaam dus achterhalen waarom hij niet meer gaat valt niet mee. Maar uiteindelijk begrijpen we dat hij niet meer gaat omdat het nu 's ochtends donker is. En hij is bang in het donker. Dat is hij altijd al geweest maar dat viel bij ons niet zo op, in een kliniek is het nooit donker. Maar buiten wel, en in het donker durft hij niet naar buiten.
Dus nu wordt hij opgehaald door het busje. De begeleidster brengt hem van de voordeur naar het busje en haalt hem 's avonds weer op.
En nu is hij weer trots. Want hij heeft nooit eerder een baan gehad. In het voorjaar, als het weer licht is, gaat hij weer op de fiets. Maar nu niet want de man waarvoor iedereen bang is en die gezien wordt als eng is zelf bang.
Zou dat misschien voor onze andere patiënten ook gelden?

zondag 24 november 2013

Mag niet

Hij doorgrondt de wereld niet. Zijn uitrusting is daarvoor te klein. Volgens zijn dossier is hij één van de 15 kinderen van zijn moeder. En van zijn vader, maar die vond kinderen iets voor vrouwen en bemoeide zich er niet mee. Hij kan de namen van zijn broers en zussen niet opnoemen, hij komt tot 12. In volgorde krijgt hij ze helemaal al niet, en waar hij in de kinderrij komt weet hij ook niet. Hij weet dat hij niet de oudste of de jongste is. Verjaardagen werden niet gevierd, de slaapkamer deelden ze met 6 jongens, later 5, en weer later 6, zegt hij aarzelend. Twee meerpersoonsbedden, hij sliep altijd tussen broers in. Hij wil hier nadrukkelijk niet verder over praten, het woord 'slaapkamer' doet hem verschieten van kleur.
Op zijn 14e mocht hij met vader mee, achter de vuilniswagen en op zijn 25e trouwde hij. Zo maar. Waar zijn vrouw vandaan kwam wist hij niet, ze liep mank en smeerde zijn boterhammen, 's ochtends. En ze kregen een dochter.
Die dochter mag hij niet meer zien. En daar is hij erg boos over.
Hij moest voortijdig vanuit de gevangenis bij ons geplaatst worden. Want ze vroegen hem daar waarvoor hij zat. En dat vertelde hij dan. Buiten de gevangenis zijn er al mensen genoeg die hem dan wat willen aandoen; binnen de gevangenis déden ze hem wat aan. Maar daar heeft hij van geleerd. Hij zegt het keer op keer: seks met kinderen mag niet. Twee keer in een gesprek, of drie keer. Of tien keer. "Seks met kinderen mag niet", die vijf woorden, nooit anders. En dan kijkt hij je aan, en verwacht een compliment: "goed zo, seks met kinderen mag niet". Maar dat compliment komt niet, nooit.
Want toen ik hem, moe van het zoveelste "seks met kinderen mag niet" vroeg waarom dat eigenlijk niet mag viel hij stil. Het hoofd ging schuin en de onderkaak naar beneden. Hij keek me verbijsterd aan en eindelijk kwam het: "zie je wel", stamelde hij, "zie je wel, jij weet het ook niet".
Het rekengedeelte van de IQ-test sloegen we over. De testvraag "hoeveel is 5 + 7" kon hij, met veel moeite, op zijn vingers uitrekenen. Maar de vervolgvraag, 17 + 12, niet. Zijn geschat IQ ligt tussen de 50 en 55. Dat is niet veel. Te weinig om de wereld te doorgronden. En ook te weinig om uit te leggen dat 'seks met kinderen' gevoelig ligt. En dat er normen zijn, en wetten, en gevoeligheden. Dat er dingen zijn die niet horen, en niet mogen, en niet kunnen.
En daarom is hij boos. Op zijn dochter. Die is weliswaar pas tien, en heeft er ook de hand niet in, maar dat doorgrondt hij niet. Hij neemt het zijn dochter kwalijk. Niet zichzelf. Want 'seks met kinderen mag niet', maar zij begon.
Misschien is hij, met zijn IQ, kind met de kinderen. In zekere zin had hij seks met 'een gelijke'. Met iemand van zijn niveau.
Maar dat vertellen we hem niet want dat snapt hij niet. En u ook niet, schat ik zo in.

dinsdag 19 november 2013

Zitting 3


Hij is er niet. Hij heeft veel redenen om niet te komen. Maar of hij de echte reden ook kent valt te betwijfelen. Hij heeft een rotjaar achter de rug. Alles wat hij opgebouwd had is hij kwijtgeraakt. Hij had al veel verlof, maar nu niet meer. En hij is een paar belangrijke kontakten kwijtgeraakt, die geloven niet meer in hem. Maar vooral is hij zijn zelfvertrouwen kwijt – en dat was al niet zo veel.
En dan mag hij nog wel naar de aardigste Rechtbank van Nederland. Die betreuren het verloop, die hopen dat hij het weer opgepakt krijgt, die precies willen weten hoe het nu verder moet met hem, want het  duurt al zo lang. Want de zitting gaat wel door, maar het is erg kaal. Drie rechters, een Officier van Justitie, de advocate en ik – zes academici in een veel te grote zaal die zich bekommeren om hem. Maar we missen hem, zonder hem kan het niet. Veel verstand in één vertrek, veel goede wil ook, maar vooral een leegte.
Hij is de leegte. Een leegte die hij dagelijks in zichzelf voelt en die hem angstig en depressief maakt. Binnen de kliniek valt het wel mee met de leegte, dan heeft hij ons en zijn metgezellen. Maar buiten op straat komt de leegte hard naar boven. En dat is wat er gebeurde: uit ellende vulde hij de leegte met cocaïne, dan is hij niet leeg meer. Maar ook zichzelf niet meer. Een moeilijke keus: of de leegte, of zichzelf niet meer zijn. Na jaren van cocaïne was hij helemaal niets meer, of misschien wel alles: leeg en niet zichzelf. Want het helpt niet echt, cocaïne. Met cocaïne is hij een ander, een erg onaangename ander. Dat weet hij wel maar ja – de leegte ….
De vriendelijke Rechtbank is misschien het probleem. Hij weet wel raad met onvriendelijke of agressieve mensen – maar niet met vriendelijke mensen. Die kent hij niet zo goed, die kwam hij niet zo vaak tegen. En nu moet hij de vriendelijke rechters in de ogen kijken en daar komt hij niet uit: dus vandaag is hij ziek, of opstandig, hij is niet gelast om te komen, toch?  - en het vervoer kwam ook te vroeg, en dus ziek en trouwens, het wordt toch niets, gewoon opnieuw verlenging.  Dat zijn de vele redenen  - maar de echte reden is de vriendelijke Rechtbank die hem vorig jaar nog zo complimenteerde met zijn inzet. Want vriendelijke mensen, dat is moeilijk.

vrijdag 15 november 2013

de wil


“Waar zou je willen zitten?”  Dat is het kopje boven een artikel in de krant. Een fascinerende vraag. De wil is beschreven door filosofen – vooral de vrije wil spreekt erg aan. Want dat willen we graag, een vrije wil. Het was populaire lectuur, indertijd, maar je moest het wel willen lezen want eenvoudig is het niet, die kwestie van de wil. Maar het gaf ons het idee dat we zelf bepaalden, dat we alles konden als we maar wilden. Of we het daarmee ook juist begrepen valt te betwijfelen, maar zo wilden we het lezen.  Maar over de vraag waar de wil nu precies zit, daar hadden ze het niet over.  Misschien vonden ze dat dat hun vak niet was.
Maar nu zijn er mensen die gaan kijken waar dat zit, die wil. Het lijkt mij ergens in het hoofd te zitten, maar voor de dagelijkse praktijk maakt het niet zoveel uit waar het zit. Psychologen kunnen niet zo veel met de wil, ze weten niet zo goed wat het is. En daarom hadden we het er niet over – daar kom je in de regel goed mee weg trouwens, het er gewoon niet over hebben. Uiteindelijk hebben we de wil in een ander begrip gevangen: we spreken nu over motivatie. Of dat het zelfde is mag u zelf weten, met uw vrije wil. Maar naar motivatie is heel veel onderzoek te doen, en dus ook gedaan. Het klinkt alleen anders, minder romantisch, het ruikt meer naar laboratorium.
Juristen hebben het ook over wil. Het staat zelfs in de wet: een mens moet vrij zijn handelen kunnen bepalen. Hier moet een groot denker achter gezeten hebben, een mens met visie, met een brede blik, een ruimhartig en optimistisch vrijdenker. Psychologen geloven d’r niet zo in, in dat vrije – we zijn minder vrij dan we denken, minder vrij dan we willen. Maar dat is geen populaire boodschap dus doen de luisteraars wat psychologen eerder deden: we hebben het er gewoon niet over.
Als ik het artikel begin te lezen zie ik het al: de klemtoon moet op het láátste woord liggen. De vraag is in welke plaats mevrouw graag zou willen zijn.
Maar dat wil ik niet weten. Ik bedoel : ik ben niet gemotiveerd daar kennis van te nemen.  Daar ben ik vrij in. Juridisch gezien.

vrijdag 8 november 2013

Pijp



We zien hem graag, want hij is altijd opgewekt. Maar we praten liever niet met hem. Hij heeft zich vermomd in onverstaanbaarheid.
Hij is als puber met zijn ouders meeverhuisd naar Duitsland, maar de Duitse taal is hij nooit machtig geworden. In ruil daarvoor verloor hij wel gaandeweg zijn Nederlands. Wat overblijft is een taal die noch in Duitsland, noch in Nederland wordt begrepen. Bovendien rookt hij graag pijp en vindt hij het niet nodig deze tijdens het spreken uit de mond te halen. Vermoedelijk kan dat ook niet: zijn kunstgebit heeft hij indertijd via ruilhandel verkregen en lijkt niet de juiste maat. De pijp houdt, denken wij, het kunstgebit binnen.
En juist hij is een enorme kletskous. Hij heeft veel verhalen en kan die met groot enthousiasme brengen. Hij lacht er vaak hard bij, met de tanden op elkaar geklemd maar wel, heel kort, met de pijp in de hand. Zijn meest voorkomende handeling is het opnieuw aansteken van de pijp. Zoiets mag niet met een aansteker, dat moet met lucifers. En dat geeft een probleem: hij mag geen lucifers op zijn kamer hebben. Met die lucifers heeft hij indertijd zijn bed in brand gestoken. Maar dat brandde beter dan hij had verwacht; het pension waarin hij verbleef bestaat sindsdien niet meer. De medepensionbewoners werden ternauwernood gered en stonden die nacht in hun pyjama in de vrieskou. Dat was zijn bedoeling niet geweest, al wist hij ook niet goed wat wel de bedoeling was. De rechter vond het niet goed, vooral niet omdat dit niet zijn eerste keer was.
Dus 's avonds en 's nachts gebruikt hij nicotine-kauwgom. En nu moet hij naar de tandarts want zijn tweedehands gebit kon daar niet tegen. Het gebit was al niet kompleet meer en ook de pijp had een gedeelte ernstig verkleurd en toen, door de kauwgom, een aantal boventanden voorgoed vastgemetseld lagen tegen een aantal ondertanden paste ook de pijp niet meer.
Maar eerst moet hij een nieuwe pijp. Die is stuk gevallen. Zonder tanden kon hij de pijp niet klemvast in de mond krijgen en die viel er, al pratend, uit, op de stenen vloer. Dat gebeurde wel vaker, pijp én gebit vielen dan uit zijn mond. Maar niet eerder op een stenen vloer.
En dat alles vertelt hij mij nu. Hij toont me de pijp, die nu uit twee stukken en wat losse brokjes bestaat. En hij laat het gebit zien, waar na zijn reparatiepogingen wat losse ijzerdraadjes uit steken. Er zit niet veel kleurverschil meer tussen pijp en gebit en er ontbreken meerdere tanden. Maar mij valt vooral op dat ik hem nu een stuk beter kan verstaan. Het blijft koeterwaals, maar ik herken tenminste de losse woorden.
Tot morgen, denk ik. Dan krijgt hij een nieuw gebit en een nieuwe pijp. Dan kan hij zich, als vanouds, weer verstoppen in onverstaanbaarheid.



zondag 3 november 2013

Opties




Er zijn altijd, overal mensen die tegen zijn. Het Binnenhof moet bijna verzakt zijn van de vele protestgroepen die er gestaan hebben; vermoedelijk moeten ze het jaarlijks opnieuw ophogen en betegelen. Het helpt ook niet echt, denk ik, om daar als zoveelste van het jaar te gaan staan met een gevat spandoekje, een toeter en een petje.
Het helpt wel om jong en mooi te zijn. Dat mag niet gezegd worden want we zijn allemaal gelijk, met zelfde rechten enzo. Maar het helpt heus. Bij sollicitatiegesprekken bijvoorbeeld of bij rechtszittingen kun je maar beter jong en mooi zijn, daar is inmiddels afdoende onderzoek naar gedaan. Kortom, u zou beter af zijn als u jong en mooi was. Vooral bij vrouwen schijnt dat erg te schelen.
Als zelfs dat niet het gewenste effect heeft ga je een stapje verder. Dan laat je nóg nadrukkelijker zien dat je jong en mooi bent. De ontwerper van de vrouw heeft extra opties ingebouwd voor noodgevallen. Die opties blijven in de regel met zorg verborgen - gewenning dreigt - maar als het belang groot wordt komen de optionele extraatjes van pas.
Het schijnt een Oekraïense vinding te zijn. Niets is ooit uitgevonden in de Oekraïne en er is helemaal niets te verzinnen waardoor wij denken "ah, de Oekraïne". Dat vonden de vrouwen daar kennelijk ook en dat is opgevat als noodgeval, waardoor de opties nu benut kunnen worden. Het schijnt inmiddels een exportprodukt te zijn.
De Grote Ontwerper heeft fijntjes geregeld dat mannen het maar moeilijk vinden geweld te gebruiken tegen jonge en mooie vrouwen - en borsten roepen mogelijk veel emoties op, maar agressie staat zeker niet bovenaan. Oekraïense politieagenten weten niet goed hoe ze deze blootborstige dames moeten oppakken, ze raken er wat verlegen mee.
Bijgeleverde mevrouw voldoet aan alle criteria, onbekend is of ze Oekraïens is. Haar mede-rondborstigen hebben haar van tekst voorzien - vrouwen kunnen veel, maar die tekst er zelf opkrijgen zie ik ze niet doen. Tussen de opties door is te lezen dat mevrouw een andere ethiek voorstaat. Welke dat is leent zich voor een andere keer - maar begrijpelijk is dat de gehele 'ethica' niet op het goed gelukte lijf past.
Nu maar hopen dat het helpt. De Ontwerper heeft namelijk in nóg meer opties voorzien, maar heeft in zijn ijver het Oekraïense klimaat over het hoofd gezien.

dinsdag 29 oktober 2013

Straf


De advocaat van Sander V vindt dat Sander te zwaar gestraft is, stond op een of andere site. Sander, dat is de politieman die twee jaar terug een meisje doodde. Dat is wel zo’n beetje het ergste wat je kunt doen – de nachtmerrie van ouders. Het is waar ouders het kwetsbaarst zijn. Het roept de heftigste reacties op. De reactie van de eerste ‘reaguurder’ is nog net te lezen: “onzin, hij kan niet zwaar genoeg gestraft worden”.
We hebben d’r wat mee, met straf. We zijn er druk mee, in de opvoeding, op school, met boetes en gevangenissen. Sociale diensten, UWV’s, belastingdienst – allemaal druk met straf. We geloven er in, denk ik. En ja, je moet wat met zo’n Sander, en dat moet iets zijn met straf - niets doen is ook zo wat, dus gevangenisstraf dan maar. En zo straffen we heel wat af, met z’n allen. Iedereen geeft straf en iedereen ontvangt straf.
Zo zitten we in elkaar. En zo willen we het, denk ik. Maar toch. Is dat het nou?
Het is niet makkelijk, in de gevangenis. Of eigenlijk: het is rot in de gevangenis. Dat is precies wat we willen, moet je d’r maar niet inkomen. Eigen schuld. Ja. Om in de gevangenis te overleven kun je beter terughoudend zijn. Wie een emotie toont als verdriet, heimwee of angst – die is het sukkeltje van de gevangenis. Dat ben je een mietje, een softie, een homo – en een speelbal van de overige gedetineerden. Dan sta je onder in de pikorde, en dat is niet een goede plek. Dan wordt je mikpunt van pesterijen, spot – mishandeling soms ook.
Natuurlijk zijn die emoties er wel – maar je moet ze niet uiten, niet laten zien. Maar in je cel, alleen, ja, dan zijn ze er in alle hevigheid. Maar dan ben je alleen, overgeleverd aan jezelf. Geen troost, geen steun. En dat maakt bitter, zo aan je lot en je emoties overgelaten. En de verbittering wordt deel van je. Je hardt je. Tegen je medegedetineerden wordt je hard. Je spot mee, je vernedert ook het sukkeltje van de afdeling. En je verhardt. En na een tijd ben je genoeg gehard. En dan mag je d’r weer uit, gehard en wel. Spijkerhard, vaak.
En in de gevangenis kun je het vak leren. Oudere, meer bedreven gedetineerden onderwijzen graag.  En dan blijkt de eerdere leerstoornis wel mee te vallen want ze pikken het goed op, de jongeren. En dan komen ze de gevangenis uit als vaklui. Niet de vaklui die u en ik aan huis willen hebben, maar onbetwist vaklui. En hun vak brengt ze opnieuw in de gevangenis waar ze zich verder scholen en verder verharden. Dat is wat we zien aan onze patiënten: goed opgeleide vaklui, naar behoren gehard.
Maar zo willen we het. Straf, liefst sober en hard. We geloven er in, met z’n allen. Nou ja, soms twijfelt iemand – even, tot hij tot de orde wordt geroepen. Om straf te voorkomen voegt hij zich dan weer in het geloof. Want beter is er niet. Toch?

donderdag 24 oktober 2013

Communicatie


De dovenhoofstad van Nederland. Zo noemen ze zichzelf. Het blijkt een gewone provinciestad – niet klein, niet groot – gewoon een provinciestad. De specialisten in dovenstad blijken enthousiaste, professionele en hartelijke professionals, een genoegen om te mogen ontmoeten.
Hier mag hij heen. Want hij kan niet horen, zo is hij geboren. En om die reden kan hij ook niet praten. Doordat zijn opvoeder zo haar eigen problemen had duurde het even voor iemand door had dat hij doof is. Vier jaar was hij toen al. En daarna zijn ze vergeten dat hij doof was. Hij mocht wel naar school, en naar tehuizen, en naar pleeggezinnen en dan weer naar tehuizen. En toen hij 18 was kon hij niet praten, niet horen en nauwelijks gebarentaal. Communicatie zat er niet in. Fundamenteel verstoken van menselijk kontakt. Geïsoleerd, alleen. Van de wereld begreep hij niet veel en van mensen ook niet. En hij sloot zich aan bij wie kontakt met hem maakte, niet in staat om de ander kritisch te beschouwen op zijn doelstellingen. Maar blij met het kontakt. En zo ging het mis, op een manier die ik u hier bespaar – maar mis ging het, ernstig en gruwelijk. Daarom zit hij bij ons. Eenentwintig jaar al. Meer dan de helft van zijn leven. Want soms heeft een probleem dat twintig jaar de tijd heeft om te ontstaan ook twintig jaar nodig om te helen. Hij heeft meer tijd nodig, veel meer tijd – nou ja, genezen zit er niet in. Als je zo fundamenteel ontkend bent geweest dan is dat niet meer recht te zetten. Nooit meer.
Maar hij mag wel gaan verkeren onder zijn gelijken. Om tot kontakt te komen. En om te leren. Over dingen die wij onze kleine kinderen leren. Zoals emoties. Dat je ze niet alleen kunt voelen maar dat ze zelfs een naam hebben. En dat het niet erg is om iets te voelen. Dat je dan niet gelijk iets hoeft te doen. Dat het er soms gewoon is, anders niet. En hij moet leren over mensen. Dat niet iedereen die kontakt met je maakt bedoelt dat je jezelf opgeeft. Dat je je niet direkt uitlevert aan die ander, en doet wat die ander wil of van je vraagt. Dat je niet alles doet om de aandacht en de waardering van die ander te krijgen, maar dat je soms nee zegt.
Want dat moet je leren. Liefst op het juiste moment. Dat moment is bij hem al geweest, dus we zijn benieuwd wat hij nog kan leren. Wat daar voor nodig is zijn enthousiaste en professionele mensen met kennis van zijn beperking. En hartelijkheid. Want zonder dat leer je niets. En die dingen vonden we in een gewone provinciestad – niet zo gek, want je vindt ze overal. Maar dit keer in de dovenhoofdstad.

maandag 21 oktober 2013

Zwarte Piet

Wij van de forensische hoek durfden er niet over beginnen - u zou ons gestenigd hebben. Maar nu Klaas eindelijk ontmaskerd lijkt te worden dragen we graag ons steentje bij. Om bij ons te mogen verblijven dient u, even afgerond, aan twee criteria te voldoen: er moet sprake zijn van een delict en er moet sprake zijn van pathologie. Dus onderstaande is bedoeld om u te dienen en om voor eens en altijd van een kwalijke kwant af te komen.

Delict
Er lijkt keus genoeg te zijn. Voor lieden als ons, die mensen behandelen met afwijkend gedrag is Klaas beslist de moeite van het overpeinzen waard. We kunnen hem op z'n minst verdacht gedrag toeschrijven. Als eerste valt natuurlijk zijn ziekelijke interesse in kinderen op, daarnaast schijnt hij dus slavenhouder te zijn. Gezien de emplooi van de Pieten kunnen we vermoeden dat hij ook leiding geeft aan een criminele organisatie, gespecialiseerd in inbraak. Ook de voortdurende dreiging met kinderontvoering mag bijgeschreven op zijn strafblad. Iemand moet in Rome gaan uitzoeken of hij wel ingeschreven staat in het register van bisschoppen - valse identiteit is ook strafbaar - en de Partij van de Dieren moet bestuderen of hij zijn paard niet mishandelt, hij schijnt er het dak mee op te gaan. De Arbowet zal wel bezwaar hebben tegen zijn incourante werktijden en het feit dat hij zijn Pieten zonder valhelm op het dak zet. De wijze waarop hij zijn rijkdom heeft vergaard verdient ook aandacht: brengen zijn Pieten ons alleen iets of nemen ze toch ook iets mee? Hoe bekostigt hij dit alles toch? De belastingdienst mag uitzoeken of hij niet fraudeert met zijn aangifte en het ABP moet zijn pensioen doorlichten.

Pathologie
Op As 1 noteren wij alvast pedofilie, op As 2 een antisociale persoonlijkheidsstoornis. Een hoge psychopathie-score is te verwachten. Gezien zijn haat-liefde verhouding tot kinderen (en tot Nederland? - en tot zijn Pieten?) en zijn risicovol dakgedrag ligt Borderline voor de hand. Ook blijkt hij extreem mediageil te zijn - we voegen theatrale persoonlijkheidsstoornis toe. Zijn gedetailleerdheid - hij houdt een boek bij waarin staat wat de kinderen afgelopen jaar hebben gedaan - leidt tot de obsessief-compulsieve stoornis, en eigenlijk is het ook een grote narcist die vanaf de hoogte van zijn paard ons wat minzaam toewuift.
De wens kinderen te willen geselen met een roe en de dreiging hen in een zak te stoppen: sadisme. Zijn curieuze reisgedrag en het weer verdwijnen voor een jaar: dissociatieve fugue. Het verzamelen van kinderspeelgoed: hoarding disorder. De neiging kinderen aan te zetten tot extreme snoeplust kan verwijzen naar verdrongen bulimia, of misschien een diepgrondige hekel aan kinderen hetgeen hij via het mechanisme van de 'reactie-formatie' poogt te verhelen.Trouwens, Klaas moet maar eens goed onderzocht worden op middelenmisbruik - zijn jachtige Nederlandse  gedrag doet cocaïnegebruik vermoeden. Het gebrek aan Pietinnen doet een homoseksuele gerichtheid vermoeden of anders toch een mogelijk ziekelijke angst voor vrouwen, hoewel het kapoentje mogelijk verwijst naar het feit dat hij ergens in zijn leven zijn mannelijkheid heeft verloren - gedegen medisch onderzoek is aan te raden, mogelijk gevolgd door een traumabehandeling.
Zo beschouwd is hij eigenlijk goud waard. Klaas vertegenwoordigt in zijn eentje ongeveer de gehele psychiatrie - een levend handboek van alle mogelijke afwijkingen. Het volk dat hem met zo veel egards binnenhaalt en toestaat dat hij gedurende twee, drie weken het hele land ontregelt is, denk ik, nog veel gekker.

Voldoende reden dus om hem bij aankomst in Nederland direkt op te pakken. Klaas mag dan, eventueel in zijn narrenpak, naar ons. De Pieten worden waarschijnlijk door de AIVD in vreemdelingendetentie gedaan en zullen, na eindeloze procedures in welke tijd wij Klaas al genezen en geresocialiseerd hebben, uitgezet worden.
En u had wijzer moeten zijn: diep van binnen wantrouwt u hem enorm. En terecht: één oude witte man is in zijn eentje veel enger dan een heleboel jonge zwarte mannen. Niet zwart is eng, nee, wit is veel enger. En dat is al heel lang zo, dat de dreiging van oude witte mannen komt.
Of niet soms?



zaterdag 19 oktober 2013

Zitting - 2


Hij mag best trots op zichzelf zijn. Een eigen huis, een vriendin, een baan – dat had hij niet verwacht toen hij bij ons begon. Want toen gaf hij aan dat het niet hoefde, het kon niet anders. ”Laat maar”, want hij was niet veranderbaar en zou altijd blijven wat hij was. Wat hij was? Een man die nu voor de 19e keer veroordeeld was, een man bij wie op zijn 14e jaar al alcoholproblematiek was vastgesteld en een man die nu al 25 jaar aan de cocaïne verslaafd was – afgewisseld met heroïne.
Dus dat had hij niet verwacht, een eigen huis, een vriendin en een baan. Maar het leven buiten is niet eenvoudig, eigenlijk kan hij het alleen met ons wel vinden. Bij de Reclassering liep hij pas nog weg – “laat maar”, zegt hij dan. “Doe mijn proefverlof maar weer weg”, zegt hij dan. Bij de sociale dienst liep hij ook weg: daar bedonderen ze hem, zo weet hij. Het is ook moeilijk: met onze hulp kreeg hij een voorschot van de sociale dienst. Maar dat voorschot werd met zijn eerste uitkering verrekend. En dat had hij niet verwacht – hij kent de betekenis van ‘voorschot’ niet.
Maar vandaag is de Rechtbank vriendelijk voor hem want hij heeft veel bereikt. Hoe hij zelf vindt dat het gaat, vraagt de Rechtbank. “Uitstekend”, vindt hij. En wat hij nu zou willen, vraagt de Rechtbank. “Het moet maar eens afgelopen zijn, de maatregel kan beëindigd worden”, zegt hij. Nu veert zijn verbaasde advocaat overeind en vraagt het woord – “maar dat hadden we toch niet afgesproken?”, vraagt hij aan zijn cliënt. “Nee”, zegt hij “maar ik meen het wel – maar u snapt het beter dan ik, dus doe maar”. Niet duidelijk is tegen wie hij dat laatste zegt zodat nu ook de Rechtbank in verwarring is.
En we zijn nog maar drie minuten bezig.
De advocaat bladert wat in zijn papieren, is de weg even kwijt. Is nu nors, geïrriteerd.
Of ik hier kan helpen, vraagt de Rechtbank. Ik weet niet wat de advocaat en zijn cliënt hebben afgesproken, dus op dat gebied niet. Maar ik kan wel uitleggen dat dit is wat er voortdurend gebeurt: veel mensen en instanties zijn bereid hem te helpen maar dat valt nog niet mee. Hij doorgrondt regels, procedures en wetten niet, begrijpt niet hoe onze maatschappij werkt en stoot zijn helpers weer af – liefst door weg te lopen, of door te zeggen “laat maar”.  Hij krijgt ruzie met mensen die hun best voor hem doen, hij stoot ze af. En wij halen ze er dan weer bij, na veel uitleg. En dan is hij weer boos op ons – dan bedonderen wij hem. En loopt hij weg. Dan zoeken we hem weer op en na veel uitleg staat hij dan toe dat wij hem helpen – ’t is een gunst, die hij ons verleent. En wij hebben er nog veel werk aan, dat hij lang niet altijd in dank aanneemt.
Dus we zijn nog niet klaar, leg ik de Rechtbank uit. Maar dat hadden ze al begrepen.

zondag 13 oktober 2013

Dokter



Hoeveel patiënten heeft een dokter eigenlijk? Dat hangt er van af. Van waar u woont, vooral. Toen onze maatschappelijk werker een psychiatrisch patiënt terug bracht naar Ghana had hij overlegd met de enige psychiater in Ghana. Eén, in heel Ghana. Toen hij een jaar later een patiënt terug bracht naar Ivoorkust kwam hij opnieuw terecht bij de Ghanese psychiater. Hij doet er zijn buurland bij.
Of dat slecht is valt nog te bezien. De Amerikaanse staat Missouri heeft tien keer zoveel artsen als de buurstaat Arkansas. En hoewel de bewoners een nagenoeg gelijke gezondheidstoestand en levensverwachting hebben wordt er in Missouri tien keer zo veel geopereerd als in Arkansas.
Medische zorg wordt gezien als een verworvenheid van de welvaartsstaat. Dan kom je al snel uit in de westerse wereld. België en Frankrijk lijken dan de meest welvarende landen zo bezien, met 220 en 300 patiënten per dokter. Fransen zijn inderdaad gek op hun dokter. En de dokter op hen. Na een doktersbezoek in Frankrijk sta je gegarandeerd met minstens één pillendoos buiten. Naar de apotheek hoeft niet, want bijna iedere Franse dokter is apotheekhoudend. Iemand wegsturen zonder pillen is een blamage, voor dokter én patiënt. Geen volk eet zo veel pillen als de Fransen. Toch hebben ze geen naam gemaakt met hun opgewektheid of, iets banaler, een opvallend hoge levensverwachting.
Het maakt wel nieuwsgierig naar de wijze van dossiervoering van artsen met 50.000 patiënten, zoals dat in delen van Afrika voorkomt. Dossieropslag vergt dan een fabriekshal, minstens. Waarschijnlijker is dat patiënten daar gewoon niet naar de dokter gaan. Gek genoeg is dat precies wat veel westerse dokters willen - dat u wegblijft. Meer dan 90% van de klachten waarmee de huisarts wordt geconfronteerd gaat immers vanzelf over, daar heeft u geen dokter voor nodig. Door al die onzin-klachtjes van u hebben ze te weinig tijd om zich bezig te houden met die 10% die echt wat mankeert. Dus die worden doorverwezen naar dure specialisten die met peperdure apparatuur gaan kijken of u echt wel iets mankeert. En van de 4% die zo overblijft als echte, door de dokter goedgekeurde patiënt, kunnen ze maar een klein deel echt helpen. De rest gaat dood, denk ik - of wordt alsnog spontaan beter.
En die cijfers moeten maar niet al te serieus worden genomen. De hoeveelheid dokters zegt niets over hun kwaliteit, de wijze waarop een land dokters produceert des te meer, samen met de wijze waarop de zorg georganiseerd is. De Ghanese psychiater is niet veel tijd kwijt aan vergaderen, denk ik. Misschien besteedt hij wel al zijn tijd aan zijn patiënten. Of aan reizen, gezien zijn werkgebied.

woensdag 9 oktober 2013

Seks - 1

"Het komt omdat ze gesteriliseerd is". Hij heeft al heel lang een relatie met zijn vriendin want hij is erg trouw aan de weinige mensen die hij kent. Hij is gek op haar. En ondanks al zijn problemen, gevangenisstraffen en nu de maatregel is zij gek op hem. Maar ze heeft niets met seks, "omdat ze gesteriliseerd is". Dus seks ging hij ergens anders halen, en daarom zit hij bij ons. Zijn manier van seks halen is de verkeerde manier.
Hij mag best seks hebben met zijn vriendin, daar doet ze niet flauw over: "je hebt dat ding niet alleen om te plassen", weet ze. Maar ze begint nooit eens, en ze beleeft er helemaal niets aan, en dat vond hij op de lange duur niet leuk.
Hij weet dat hij zwakbegaafd is, dat vertellen ze hem al heel lang. Hij vindt het best, dat hij niet kan leren wist hij op de lagere school al. Zij heeft een nog kleiner lampje, dat valt zelfs hem op: "ze kan niet zo goed denken". Voorgelicht zijn ze dan ook nooit.
Overmoedig geworden vraag ik hem hoe hij aan zijn vriendin kenbaar maakt dat hij wil vrijen, vanuit de gedachte dat ze misschien wat langzamer op stoom komt dan hij.
"Ik zeg gewoon dat ik wil neuken", zegt hij. Zo simpel is het leven soms, niks geen gedoe met kaarsjes, wijn en aandacht, gewoon "ik wil neuken". Romantiek is voor de échte onnozelaars, begrijp ik.
Hij schetst het volgende beeld. Zijn vriendin zit op de bank te breien, hij kijkt tv. Op een door hem gewenst moment spreekt hij de woorden "ik wil wel neuken", waarop zij niet reageert want ze is niet zo snel. Hij herhaalt dan zijn toverformule waarop ze even wazig kijkt, giechelt en vraagt: "nu?". Hij knikt dan, waarop zijn vriendin eindelijk haar toverformule kwijt kan: "ja, je hebt dat ding niet alleen om te plassen". Ze legt dan haar breiwerkje terzijde, gaat staan, doet broek en onderbroek naar beneden en bukt, de achterkant van de bank vasthoudend, met de billen naar hem toe. Hij doet ook zijn broek en onderbroek naar beneden, "en dan stop ik hem er in".
"Maar dat doet toch zeer, dat past toch niet", informeer ik. Hij kijkt me aan of ík simpel ben: "nou, gewoon een beetje spuug", zegt hij verbaasd en doet het quasi voor - ik zie hem nu spugen op de vagina.
Hij vertelt verder maar mijn gedachten dwalen wat af. Ik ken beiden; ze behoren, zacht uitgedrukt, niet tot de schoonsten der aarde. Het tafereel is me levendig genoeg geschetst - enige lichte verwerkingstijd heeft de toehoorder wel nodig. Het is in ieder geval duidelijk waarom zij er niets aan beleeft maar iets in mij vertelt me dat hij niet ontvankelijk is voor alternatieve strategieën. De gehele operatie duurt één à twee minuten, waarop zij het breien, en hij zijn tv-programma hervat.
Een andere manier kent hij niet, en zij al helemaal niet. Bij hem is er een vaag besef dat een vrouw er ook iets aan zou kunnen beleven, al heeft hij nog nooit zo'n vrouw ontmoet.
Het is zo ontmoedigend armoedig dat ik overweeg te zeggen: "ja, dat komt omdat ze gesteriliseerd is". Maar dat mag ik niet en dus maak ik een vervolgafspraak. Want ik moet even nadenken.

vrijdag 4 oktober 2013

Bevoegd


Zijn wij bevoegd? Die vraag kan zo maar boven komen in een mensenleven. Jaren denk je van wel maar dan plots – dan verandert er iets in de wereld. En dan zit je met die vraag.
In 2010 is er door iemand een register ingesteld. We weten niet door wie, en ook niet waarom, maar het is er dan plotseling, zo’n register. En daar moeten we in. Of niet, misschien. In dat register staan een aantal collegae, die doen wat wij ook doen. Of zo ongeveer. Maar volgens ons doen ze net iets anders dan wij, en daarom hoeven wij er niet in. Of toch wel? Niemand die het weet. Onze collegae weten het niet, en de Rechtbank ook niet. Want daar gaat het om, of wij bevoegd zijn de Rechtbank voor te lichten.
Zomer 2010, een Rechtbank in een provinciestadje. Voor het eerst in ons voorlichtende bestaan wil de Rechtbank weten of wij bevoegd zijn. Dat zeggen ze ook: “wij moeten vaststellen of u bevoegd bent”. Kennelijk eindigt die zin met een vraagteken want daarna wordt het stil – onze beurt, begrijpen wij. Enigszins verbaasd zeggen wij niet bekend te zijn met de criteria die de Rechtbank hiervoor aanlegt. Dat lijkt niet het goede antwoord te zijn want de rechters raken er wat verlegen mee. Ze kijken elkaar aan en schuifelen op hun stoel. De oudste rechter biedt uiteindelijk uitkomst: “bent u BIG-geregistreerd?”. Dat zijn we. Opgelucht gaan we aan de slag, probleem opgelost.
Een paar weken later, een Rechtbank in de Grote Stad. Opnieuw de vraag naar bevoegdheid. Wij melden BIG-geregistreerd te zijn. De voorzitter kijkt ons enige tijd aan en meldt: “dat zegt me niets”. Gevolgd door stilte. Opnieuw verwarring en geschuifel. De voorzitter kijkt wat ongelukkig – probleem niet opgelost. De Officier van Justitie biedt uitkomst: “Hoe lang doet u dit al”, vraagt ze. Achttien jaar, antwoordt de onduidelijke bevoegde. Opgelucht neemt de Rechtbank er genoegen mee en we gaan aan de slag. Probleem opgelost.
Een maand later, weer een rechtbank in een Grote Stad – een andere Grote Stad. Weer die vraag. Toch wel wat bescheiden geworden antwoorden we dat we denken van wel. “Mooi” roept de voorzitter en we gaan aan de slag. In de navolgende zittingen komen allerlei variaties op bovenstaande voor – maar de meeste Rechtbanken lossen het op door de vraag niet te stellen. Dat helpt enorm, de vraag niet stellen. Zonder die vraag zijn we bevoegd.
Dus dat houdt ons bezig, nu. Zijn we nu wel of niet bevoegd. We weten het niet. Het schijnt dat er al collegae zijn weggestuurd, die waren vóór de vraag wel, maar na de vraag niet bevoegd. Want dat kan, als je een register opent.
Maar wij wachten nog even, met ons inschrijven. Het lijkt ons wel wat om weggestuurd te worden. Als hoogst opgeleide binnen de kliniek – met één andere collega – is dan namelijk niemand meer bevoegd, bij ons. Dan zijn we plots collectief onbevoegd, dankzij een register.

zondag 29 september 2013

Breekijzer


We spreken nu over hem, de supervisante en ik. Hij is een bijzonder man – zo bijzonder dat we niet goed weten wat te doen. Hij is vooral aandoenlijk, hij vertedert. Daar denkt niet iedereen zo over, er zijn mensen die dat heel anders zien, en met goede redenen. Want hij heeft dingen gedaan die in niets lijken op hoe hij bij ons is. Of nou ja, soms doet hij die dingen ook bij ons. Niet in het echt, gelukkig, maar figuurlijk. Dan zien we voor heel even wat die anderen hebben ondergaan – een schim, een afspiegeling, een afgevlakte herhaling. Daarom weten we het niet zo goed. De gelijkenis met toen is er, de formule schijnt nog aanwezig – maar omdat hij ons geen kwaad doet zien wij de aanhankelijke, de wanhopige, de aandoenlijke kant van hoe hij is.
Hij is opgetrokken uit angst en impulsen. En daarmee lukt het leven niet zo goed. Dat weet hij zelf ook wel. Hij klaagt er ook over. Vooral verlaten worden jaagt hem angst aan. En verlaten worden, dat is wat hem overkomen is. Toen hij drie jaar was. En opnieuw toen hij zes was. En daarna nog een aantal keer. En als je verlaten wordt ben je alleen. En dat verdraagt hij niet.
Nu heeft hij een vriendin. En hij is niet gelukkig en verliefd, nee, hij is vooral bang. Want de vriendin zou hem kunnen verlaten. Dus belt hij haar. Vijf keer per dag. Of tien keer per dag. Of twintig keer per dag. Om te controleren of ze nog van hem houdt, en of ze geen ander heeft. En waar ze is en wat ze doet, en of er geen andere man bij haar is. En ja, nou ja, hij is ook verliefd en gelukkig. Zegt hij. Maar hoe lang nog. Welke vriendin houdt dit vol. Deze misschien niet, net als de vorige. En dan is de cirkel weer rond. Zijn eigen cirkel, zijn vicieuze cirkel. Hij begint hem zelf, loopt de ronde en vindt zichzelf weer op het uitgangspunt terug, geen stap verder. Sisyphus, zonder steen. Sisyphus had de eeuwigheid, hij een mensenleven te gaan.
We zoeken een breekijzer. Die moet in de cirkel.
Maar vandaag vinden we het breekijzer niet. Volgende week verder met de supervisie – twee mensen op zoek naar een breekijzer. Sisyphusarbeid?

woensdag 25 september 2013

Eikel


Wereldwijd is, naar schatting, zo'n 30% van de mannen besneden. Meestal vanuit religieuze motieven ("een ieder die niet besneden is, zijn ziel worde uitgeroeid"), soms om medische redenen. In Nederland is geprobeerd besnijdenis om niet-medische redenen te verbieden omdat het gezien wordt als verminking en aantasting van de lichamelijke integriteit, maar dat is niet gelukt. Vrijheid van godsdienst en de bijbehorende vrijheid te handelen conform religieuze voorschriften werd belangrijker geacht.
In de VS is ca. 75% van de mannen besneden. Sinds een aantal jaar ligt dit 'routineus' besnijden echter onder vuur. Besnijdenis in de VS vindt niet plaats uit religieuze redenen maar er zouden medische voordelen te behalen zijn. Hoewel de Amerikaanse artsenorganisatie al 15 jaar uitdraagt dat de voordelen niet opwegen tegen de nadelen blijft de gewoonte hardnekkig. Geheel op zijn Amerikaans leidt dat tot een felle polemiek.

Sinds een aantal jaar uiten de tegenstanders van besnijdenis zich middels de comic 'Foreskin Man', een op superman gelijkende held die baby's telkens op het nippertje weet te redden van onguur ogende figuren die met het mes in de hand klaar staan. Moeders zijn onveranderlijk schaars gekleed en pogen hun baby te redden, de belangrijkste tegenstander heet dr. Mutilator. De strip kreeg veel kritiek omdat een joods-lijkende man de andere slechterik is. De discussie ging dan ook snel niet meer over besnijdenis maar over antisemitisme - een efficiënte strategie wel, omdat de anti-besnijdenis sympathisanten nu te kijk werden gezet als ofwel anti-joods, of gewoon als nazi.

Is het toeval dat de gewoonte om te besnijden in de VS samen viel met haar (extreme) Victoriaanse periode - die overigens tot op de dag van vandaag lijkt voort te duren? In de 30-er jaren werd seksualiteit taboe en gezocht werd naar methoden om masturbatie te ontmoedigen. Men meende dit met besnijdenis te bereiken. Een belangrijke voorstander van besnijdenis was dr. Kellogg, dezelfde die later cornflakes als ideale kindervoeding op de markt bracht. Hij was voorstander van onverdoofd besnijden opdat de jongere zich de pijn zou herinneren mochten zich foute gedachten in zijn hoofd vormen. En inderdaad is masturbatie moeilijker zonder voorhuid, hetgeen als ongewenst bijeffect heeft dat hele groepen jongens min of meer chronisch opgewonden zijn: het klaarkomen kost veel moeite.
De tegenstanders hebben dus wel een punt. Maar Foreskin Man is er nog niet, hij heeft meer tegenstanders dan medestanders. Uiteraard is hij een vooruitstrevend en modern man, u komt hem tegen op twitter en facebook. En u kunt hem zien op http://www.foreskinman.com. Enige hulp in het gevecht tegen de Amerikaanse eikels heeft hij wel nodig. Steun Foreskin Man!

vrijdag 20 september 2013

Anders


Na mijn groet in de gang loopt hij nog drie stappen door. Dan staat hij stil, wendt traag het grote lijf  en groet vriendelijk – maar kort – terug. Dan keert hij het grote lichaam weer – niet zonder moeite – in de gewenste looprichting en komt opnieuw in beweging.
Hij had me niet gezien. En dat in zo’n smal gangetje en terwijl we elkaar tegemoet lopen. Maar hij loopt met het hoofd naar beneden en met datzelfde hoofd vol sombere gedachten. Dat is wel anders geweest – er was een tijd dat hij enthousiast de wereld in sprong en gevatte grapjes kon maken.
Tien jaar geleden ging het mis. Hij was toen zichzelf niet meer en werd gestuurd door stemmen die opdrachten gaven, grote opdrachten. En die opdrachten voerde hij uit en daarom zit hij hier. Want het waren gruwelijke opdrachten.
Daar schaamt hij zich diep voor. En hij greep zijn kansen: bijna iedere behandel- en therapievorm heeft hij gevolgd, en hij slikte trouw zijn medicijnen. En hij leerde veel en vond het interessant, hij kon er met enthousiasme over vertellen. Geleidelijk bouwde hij zijn medicatie af en uiteindelijk kon hij zonder. Daar was hij trots op. Het leven lachte P weer toe: hij zou kunstenaar worden, een vriendin krijgen, geld verdienen en een mooi leven gaan leiden.
Maar vorig jaar ging het mis. De stemmen keerden terug en gaven opnieuw opdrachten. Hij kon de stemmen niet de baas – en wij hem bijna niet want hij is groot en sterk. Maar dit keer waren er ook vriendelijke stemmen die hem vertelde dat hij opnieuw medicatie moest nemen. En dat deed hij. Maar sindsdien lukt het niet zo goed meer, hij is niet meer de oude. En dat wordt hij ook niet meer. Het sprankelende is er van af. Had hij eerst te veel energie, nu heeft hij te weinig. Tussen de middag moet hij slapen, soms wel twee uur. En ’s avonds is hij bekaf. En de creativiteit vloeit ook niet meer zo – en gevat is hij helemaal niet meer. En dat wil hij niet, dit is niet wat hij zijn wil. Dus is hij boos. Maar hij weet niet zo goed op wie. Kunstenaar wil hij zijn, met een vriendin en misschien een hond. Zelfstandig wonen, dat is wat hij wil – zonder ons, zonder bemoeienis.
Maar dat mag niet van ons. En dat snapt P wel – aan z’n verstand ligt het niet – maar hij wil het niet. Van ons moet hij nog lang medicatie gebruiken, en zichzelf in acht nemen, rust nemen, een gestructureerd bestaan opbouwen. En hij weet dat dat klopt, en daarom is hij boos. Want zijn lichaam heeft hem verraden, of zijn geest. Hij is een psychiatrisch patiënt en dat klinkt niet goed. Diep van binnen is hij dat niet, diep van binnen is hij kunstenaar en sprankelend. Maar alleen nog maar diep van binnen.
En daarom loopt hij met het hoofd naar beneden, vol met sombere gedachten.

zondag 15 september 2013

zitting - 1


Dertien minuten duurt de zitting. Inclusief het zich terugtrekken en beraden van de Rechtbank en inclusief uitspraak. De stukken waren eenduidig en boden weinig ruimte tot twijfel, C was het er mee eens en zijn advocaat ook. D’r was niets anders van te maken. De Rechtbank deed haar best, daar lag het niet aan.
C woont op het mooiste plekje van Nederland en dat wil hij zo houden. Buiten de bewoonde wereld en ver weg van kinderen – want kinderen zijn zijn noodlot. Dat wist hij al op zijn 14e, dat hij er aan vastzat. Hij heeft het wel eens geprobeerd met een man, maar dat was niets. En jaren later met een vrouw, maar dat was het ook niet. En dus leefde hij alleen, een klein en schuchter bestaan met een klein en schuchter kantoorbaantje. Daar begon hij ’s ochtends om acht uur, daar at hij tussen de middag zijn boterhammetjes, alleen, aan zijn bureau. Collega’s meed hij zoveel mogelijk, hij wist zich niet zo goed raad met die mensen. En kritiek op zijn werk vermeed hij ook – fouten maken gaf gedoe, en boze mensen. Een klein en eenzaam bestaan. Het weekend moest de werkweek goedmaken, dan ging hij op jacht. Soms had hij succes, maar meestal werd het niets. Tot hij lid werd van die club, daar luisterde hij ademloos naar zijn gelijken en naar hun tips en trucs.  En hij leerde er veel, de jacht werd steeds vaker succesvol. En in lange, lange jaren ontwikkelde hij een feilloos gevoel voor wie een geschikte buit zou gaan vormen en uiteindelijk gaf híj de tips en trucs.
In 1970 kwam hij voor het eerst voor, maar werd toen nog naar huis gestuurd met een waarschuwing. “Niet meer doen, zei de rechter”, vertelt C.  Maar later was het wel raak: drie maanden gevangenisstraf. De gevangenis was niet zijn plaats, ontdekte hij al snel. En er volgden meer veroordelingen, en langere straffen. En hij moest telkens verhuizen, zes keer in totaal. Boeiend wilde zijn leven maar niet worden, het duurde vooral lang, zo’n leven. Maar de weekends, daar verheugde hij zich op. Dat was zijn moment, dan leefde hij wel, dan was het leven wel leuk.
Maar uiteindelijk kwam hij hier, bij ons. Erg vond hij dat niet, hij was wel klaar met gevangenissen en verhuizen, en het saaie bestaan. En hij voegde zich bij ons als was het een kantoorbaan: schuchter en klein, altijd vriendelijk.
En na lange jaren kwam hij terecht op het mooiste plekje van Nederland. Met tien andere mannen, begeleiders en medicatie tegen de drang: de jacht was nu voorbij. Zonder kinderen ook, en een tuintje dat nu van hem is. Daar wil hij oud worden, verandering is niet zijn ding.
En opnieuw leeft hij klein en schuchter, het terrein hoeft hij niet zo nodig te verlaten. Soms gaat hij met een begeleider kleren of schoenen kopen – hij mag best zonder begeleider, maar dat vindt hij saai. En dan snel weer terug, naar zijn tuin of kamer. Hij wil het niet anders.
En dus moest de Rechtbank met twee jaar verlengen. Dat is gelukt. Want hij is wat hij is, iemand die onverminderd aan zijn noodlot vastzit, met onveranderd dezelfde voorkeur -  want verandering is niet zijn ding.

woensdag 4 september 2013

Narcist?


Kijk, daar hebben we Narcissus. Met z'n rug naar het water, want hij mag op de foto.


Hij had natuurlijk in z'n eentje op de foto gekund, of een broekje aan kunnen doen. Maar dan had hij de benodigde aandacht niet gekregen - nu valt hij veel meer op.
Hij staat zo dat hij alle ruimte opeist. De eerste aanblik doet schrikken: is hij gehandicapt? Maar nee, hij vertegenwoordigt het body-buildersideaal. Zo hoor je te staan, hebben ze hem geleerd. Houdt hij zijn buik in? - en kunnen z'n armen niet gewoon langs z'n lijf? Het lijkt alsof alles strak gespannen staat en ieder moment kan knappen. Zelfs zijn penis lijkt niet ontspannen.
We zien drie mensen links van hem en drie rechts in een ontspannen, zelfs wat sukkelige houding. Zes gewone mensenlichamen. Wat hebben ze in hemelsnaam gemeen, wat is hun onderlinge relatie? Vier vrouwen, drie mannen. Eén man heeft losjes de arm om een vrouw, twee vrouwen hebben iets te lezen in handen, één vrouw heeft bloemen in het haar. En hoewel deze vrouw zich wat naar hem toe wendt lijkt de opstelling toch drie-één-drie te zijn, alsof hij er niet echt bij hoort. Ze vergroot het contrast: zij een hippie-bloemen meisje, ontspannen, net als de andere vijf - hij opgepompt, strak van de spanning.
Het lijkt of z'n kleren op de voorgrond liggen. Hij sprint zo weer weg, naar de sportschool om zich nog verder op te blazen. Alleen. De zes gaan zo weer lezen, en bloemen plukken. Nu glimlachen zo goedmoedig, de zes. Ze laten het maar even, lijkt het. Voor hem is het ernst, 'kijk mij eens' lijkt hij te denken. Z'n dag is weer goed, z'n ijdelheid gestreeld. Voor vandaag. 

maandag 2 september 2013

Ontslag


F is ontslagen van zijn werk.  Onterecht, zo meent hij.  Hij heeft zich juist erg ingezet voor zijn werk, nooit te beroerd om iets extra’s te doen. Louter tevredenheid viel hem ten deel. Op de vraag waarom hij  ‘op staande voet’  is verwijderd heeft F geen antwoord. Iets met de werkmeester die z’n dag niet had, zoiets moet het zijn.
F is wel vaker verwijderd uit zijn baan, en uit zijn relatie. Hij is ook verwijderd uit de maatschappij. Hij is een expert in verwijderd worden, zijn leven lang al. Van school, van zijn eigen thuis, van veel, eigenlijk. Dat erkent hij wel, alleen - het ligt niet aan hem. Het is iets wat anderen doen, zo weet hij, het is een eigenschap van anderen. Als kind dacht hij dat het zo hoorde, dat iedereen dat had. Het duurde nog lang voor hij doorkreeg dat het met die anderen wel meeviel, dat verwijderd worden. Het was vooral hij die verwijderd werd – en dat maakte hem boos.
De werkmeester heeft het helemaal gehad met F. Dat kent F ook wel, dat mensen het helemaal met hem gehad hebben. Heel gaandeweg is hem iets gaan dagen over de wederkerigheid van dat proces, dat het mogelijk iets van hem is. Maar het is niet iets dat spontaan bij hem boven komt, na zo’n ervaring.  Eenmaal op zijn stoel gezeten wacht hij geduldig mijn zwijgen af en komt wat tot rust. Nu kijkt hij mij aan, zwijgt eerst en dan, toch: “ja, je zult wel denken, dat gebeurt hem wel vaker”.  Dat is precies wat ik denk, dus zwijg ik  – maar hij krabbelt al terug want dit keer ligt het echt niet aan hem. Maar hij twijfelt, lijkt het. “Een beetje, misschien – maar het ligt ook aan de werkmeester.”  Zonder iets te zeggen – hij kijkt me trouwhartig aan – vervolgt hij met “en nu wil je zeker weten wat dat beetje van mij is?”.  Hij kan het bijna alleen, zo’n gesprek.  Maar dat wil ik niet weten want dat weet ik al. En hij ook. Dus zeg ik nee.
Dat vindt F  jammer want het is zijn bekende escape -  dan kan hij weer veilig opsommen wat hij en ik al weten – en dat gaan we niet doen. En na mijn ’nee’ is hij onthand.  Hij slikt en weet het even niet. “Waarom heb je je laten verwijderen”, vraag ik. Even zakt zijn mond open maar direkt daarop glimlacht hij. Hij herkent de vraag. Langdurig heeft hij zich als slachtoffer van verwijdering gepresenteerd – en zo is het vast ook ooit begonnen. Het heeft even geduurd maar gaandeweg werd hem duidelijk dat het verwijderen van twee kanten kwam: hij kreeg mensen zo ver dat ze hem verwijderden -  zo’n onschuldig slachtoffer van de wereld was hij niet. Maar die visie accepteerde hij niet zomaar, mensen laten zich hun slachtofferschap niet lichtzinnig afnemen, het was de rechtvaardiging van zijn bestaanswijze geworden. Ja, nou ja, een andere baan lokte, dichterbij zijn vriendin. Maar de werkmeester vond dat hij nog niet klaar was op deze locatie. Onterecht, dat spreekt.
En zo misbruikt hij de werkmeester voor zijn doel. En  misbruiken is niet wat hij van ons mag.  Maar wel wat hij al een levenlang doet.  Het verband tussen het “waarom laat je je verwijderen” en het misbruiken van de werkmeester moet nog gelegd. Maar niet nu. Eerst mag hij tot het volgende gesprek denken over hoe hij zijn doel op een prettiger wijze had kunnen bereiken – pas daarna bespreken we voor wie dat allemaal prettig zou kunnen zijn. Hij begint zijn opsomming vast niet met de werkmeester.