Google Analytics

zondag 11 mei 2014

Seks (3)

Het is niet van alle tijden, en ook niet van alle culturen. Maar het komt wel overal voor: de angst voor seks. In verrassend veel landen is geoordeeld dat als je seks gewoon aan de mensen overlaat, het een janboel wordt. Vandaar dat er stevig werd en wordt ingegrepen, zowel door overheidsinstanties als door religieuze groeperingen. Die schreven en schrijven graag voor wanneer seks mag - onderstaand schema vat het even samen. De bedoeling is immers niet dat u er plezier aan beleeft, daarvoor is de zaak te ernstig.




Het nadeel van regels en voorschriften is dat mensen staan te popelen om deze te overtreden. De seksuele drift is domweg te sterk - of u het nu goed vindt of niet, mensen doen toch aan seks. Dan helpt het om seks angstaanjagend te maken: je kunt er dood aan gaan. Het Amerikaanse leger was er goed in, in angst opwekken. Onderstaande plaatjes zijn van voor het Aids-tijdperk. In die tijd waren vrouwen nog gevaarlijk, in dit geval prostituees. Een leger heeft niets aan zieke soldaten, dus werd met stoere taal - het leger, nietwaar - duidelijk gemaakt dat een echte vent gemakkelijk de verleiding weet




Kennelijk viel het niet mee om een echte vent te zijn. Al binnen een paar jaar ging het Amerikaanse leger over op het verstrekken van voorbehoedsmiddelen, hetgeen ook meer recht doet aan de testosteronbom die het Amerikaanse leger vormt.



Het leger maakt vooruitgang: seks is niet te stoppen, ontdekten ze, dus had iedere marineboot medisch gekwalificeerd personeel aan boord met als specialisme geslachtsziekten. Ná iedere haven werd iedere matroos verplicht onderzocht - officieren uiteraard niet, die doen niet aan seks.
Het idee dat mannen onderling aan seks doen op zo'n boot moest nog uitgevonden worden. Dus pas veel later bleek dat het leger ook mannen te vrezen had. Maar in die tijd waren ze vooral bang voor vrouwen - het hele leger had vrouwenangst.
Ten strijde dus tegen een mannenleger én de vrouwelijke seksualiteit. Maar van die tweede win je niet, nooit.






maandag 5 mei 2014

Alcohol (1)

De rapporten geven aan dat hij op zijn 8e al alcohol dronk. Op zijn 18e waren dat 65 blikjes bier, per dag - vanaf zijn 23e aangevuld met sterke drank. En op zijn 28e sloeg hij een vrouw dood. Hij heeft geen flauw idee waarom maar begrijpt het als het trieste dieptepunt in een triest leven.
Je vraagt je veel af als je zijn verhaal leest. Ik vraag mij af waar de volwassenen zijn, in zijn leven. Hij vertelt het mij. Zijn vader kent hij niet, vermoedelijk een zeeman; moeder is prostituee. Kinderen passen niet in haar leven, toch heeft hij nog een jongere broer. Waar die is weet hij niet. En er waren ooms en tantes, bij één oom en tante heeft hij nog in huis gewoond, tot moeder hem daar weghaalde. Hij ging school en heeft nog twee jaar LTS gedaan en daarna even gewerkt, in een magazijn. Dan een uitkering en een kamer.
Drank, daar draait zijn leven om. Als hij wakker werd opende hij, na zijn ogen, een blikje bier. Pas na een paar slokjes ging hij plassen. Zijn leven staat in het teken van het krijgen van drank. Hij deed er alles voor: liegen, stelen, roven - en uiteindelijk iemand doodslaan, omdat ze geen geld had. De volstrekte zinloosheid hiervan is hem duidelijk, hij snapt het ook niet.
Hij is pas 32, maar beschouwt zijn leven als volstrekt mislukt en totaal overbodig. Hij heeft nooit iets verricht, nooit iets gepresteerd - er is niemand die blij van hem wordt, niemand die hem mist, niemand die op hem wacht. Hij kent niemand, hij noemt zichzelf niemand. Letterlijk: "ik ben een niemand". Hij is zich zeer sterk van zichzelf bewust, en nog sterker van zijn eigen nietigheid. Maar het sterkst van zijn eigen overbodigheid. Hij is niet dom, hij doorziet dingen snel maar de lust tot leven ontbreekt. Hij sjokt op oude slippers in kleren die de kringloop nog niet wil hebben, altijd wat gebukt. Hij ging al gebukt onder zichzelf, en nu nog meer door zijn delict. Hij is diep doordrongen van wat hij heeft gedaan.
Zelden hebben wij iemand gezien die zó verwaarloosd is geweest.
Wij bieden hem aan er iets van te gaan maken, te gaan kijken of zijn leven nog wat kan worden. Wij bieden hem behandeling aan. Hij kijkt er van op - hij kent geen mensen die tijd en energie in hem willen investeren. Hij vraagt bedenktijd. Hij vraagt twee weken bedenktijd, en daarna nog eens twee weken. In die tijd vertellen wij hem over behandeling, over hoe dat er uit zou kunnen zien. En wij laten hem onze arbeidstherapie-afdelingen zien, en de afdeling trainingen en therapieën. En over hoe wij hem kunnen helpen zijn toekomst vorm te geven.
En na zijn bedenktijd zegt hij 'ja'. En hij begint. Maar we hebben een eind te gaan met hem, een verdomd lang eind ....