Google Analytics

dinsdag 29 oktober 2013

Straf


De advocaat van Sander V vindt dat Sander te zwaar gestraft is, stond op een of andere site. Sander, dat is de politieman die twee jaar terug een meisje doodde. Dat is wel zo’n beetje het ergste wat je kunt doen – de nachtmerrie van ouders. Het is waar ouders het kwetsbaarst zijn. Het roept de heftigste reacties op. De reactie van de eerste ‘reaguurder’ is nog net te lezen: “onzin, hij kan niet zwaar genoeg gestraft worden”.
We hebben d’r wat mee, met straf. We zijn er druk mee, in de opvoeding, op school, met boetes en gevangenissen. Sociale diensten, UWV’s, belastingdienst – allemaal druk met straf. We geloven er in, denk ik. En ja, je moet wat met zo’n Sander, en dat moet iets zijn met straf - niets doen is ook zo wat, dus gevangenisstraf dan maar. En zo straffen we heel wat af, met z’n allen. Iedereen geeft straf en iedereen ontvangt straf.
Zo zitten we in elkaar. En zo willen we het, denk ik. Maar toch. Is dat het nou?
Het is niet makkelijk, in de gevangenis. Of eigenlijk: het is rot in de gevangenis. Dat is precies wat we willen, moet je d’r maar niet inkomen. Eigen schuld. Ja. Om in de gevangenis te overleven kun je beter terughoudend zijn. Wie een emotie toont als verdriet, heimwee of angst – die is het sukkeltje van de gevangenis. Dat ben je een mietje, een softie, een homo – en een speelbal van de overige gedetineerden. Dan sta je onder in de pikorde, en dat is niet een goede plek. Dan wordt je mikpunt van pesterijen, spot – mishandeling soms ook.
Natuurlijk zijn die emoties er wel – maar je moet ze niet uiten, niet laten zien. Maar in je cel, alleen, ja, dan zijn ze er in alle hevigheid. Maar dan ben je alleen, overgeleverd aan jezelf. Geen troost, geen steun. En dat maakt bitter, zo aan je lot en je emoties overgelaten. En de verbittering wordt deel van je. Je hardt je. Tegen je medegedetineerden wordt je hard. Je spot mee, je vernedert ook het sukkeltje van de afdeling. En je verhardt. En na een tijd ben je genoeg gehard. En dan mag je d’r weer uit, gehard en wel. Spijkerhard, vaak.
En in de gevangenis kun je het vak leren. Oudere, meer bedreven gedetineerden onderwijzen graag.  En dan blijkt de eerdere leerstoornis wel mee te vallen want ze pikken het goed op, de jongeren. En dan komen ze de gevangenis uit als vaklui. Niet de vaklui die u en ik aan huis willen hebben, maar onbetwist vaklui. En hun vak brengt ze opnieuw in de gevangenis waar ze zich verder scholen en verder verharden. Dat is wat we zien aan onze patiënten: goed opgeleide vaklui, naar behoren gehard.
Maar zo willen we het. Straf, liefst sober en hard. We geloven er in, met z’n allen. Nou ja, soms twijfelt iemand – even, tot hij tot de orde wordt geroepen. Om straf te voorkomen voegt hij zich dan weer in het geloof. Want beter is er niet. Toch?

donderdag 24 oktober 2013

Communicatie


De dovenhoofstad van Nederland. Zo noemen ze zichzelf. Het blijkt een gewone provinciestad – niet klein, niet groot – gewoon een provinciestad. De specialisten in dovenstad blijken enthousiaste, professionele en hartelijke professionals, een genoegen om te mogen ontmoeten.
Hier mag hij heen. Want hij kan niet horen, zo is hij geboren. En om die reden kan hij ook niet praten. Doordat zijn opvoeder zo haar eigen problemen had duurde het even voor iemand door had dat hij doof is. Vier jaar was hij toen al. En daarna zijn ze vergeten dat hij doof was. Hij mocht wel naar school, en naar tehuizen, en naar pleeggezinnen en dan weer naar tehuizen. En toen hij 18 was kon hij niet praten, niet horen en nauwelijks gebarentaal. Communicatie zat er niet in. Fundamenteel verstoken van menselijk kontakt. Geïsoleerd, alleen. Van de wereld begreep hij niet veel en van mensen ook niet. En hij sloot zich aan bij wie kontakt met hem maakte, niet in staat om de ander kritisch te beschouwen op zijn doelstellingen. Maar blij met het kontakt. En zo ging het mis, op een manier die ik u hier bespaar – maar mis ging het, ernstig en gruwelijk. Daarom zit hij bij ons. Eenentwintig jaar al. Meer dan de helft van zijn leven. Want soms heeft een probleem dat twintig jaar de tijd heeft om te ontstaan ook twintig jaar nodig om te helen. Hij heeft meer tijd nodig, veel meer tijd – nou ja, genezen zit er niet in. Als je zo fundamenteel ontkend bent geweest dan is dat niet meer recht te zetten. Nooit meer.
Maar hij mag wel gaan verkeren onder zijn gelijken. Om tot kontakt te komen. En om te leren. Over dingen die wij onze kleine kinderen leren. Zoals emoties. Dat je ze niet alleen kunt voelen maar dat ze zelfs een naam hebben. En dat het niet erg is om iets te voelen. Dat je dan niet gelijk iets hoeft te doen. Dat het er soms gewoon is, anders niet. En hij moet leren over mensen. Dat niet iedereen die kontakt met je maakt bedoelt dat je jezelf opgeeft. Dat je je niet direkt uitlevert aan die ander, en doet wat die ander wil of van je vraagt. Dat je niet alles doet om de aandacht en de waardering van die ander te krijgen, maar dat je soms nee zegt.
Want dat moet je leren. Liefst op het juiste moment. Dat moment is bij hem al geweest, dus we zijn benieuwd wat hij nog kan leren. Wat daar voor nodig is zijn enthousiaste en professionele mensen met kennis van zijn beperking. En hartelijkheid. Want zonder dat leer je niets. En die dingen vonden we in een gewone provinciestad – niet zo gek, want je vindt ze overal. Maar dit keer in de dovenhoofdstad.

maandag 21 oktober 2013

Zwarte Piet

Wij van de forensische hoek durfden er niet over beginnen - u zou ons gestenigd hebben. Maar nu Klaas eindelijk ontmaskerd lijkt te worden dragen we graag ons steentje bij. Om bij ons te mogen verblijven dient u, even afgerond, aan twee criteria te voldoen: er moet sprake zijn van een delict en er moet sprake zijn van pathologie. Dus onderstaande is bedoeld om u te dienen en om voor eens en altijd van een kwalijke kwant af te komen.

Delict
Er lijkt keus genoeg te zijn. Voor lieden als ons, die mensen behandelen met afwijkend gedrag is Klaas beslist de moeite van het overpeinzen waard. We kunnen hem op z'n minst verdacht gedrag toeschrijven. Als eerste valt natuurlijk zijn ziekelijke interesse in kinderen op, daarnaast schijnt hij dus slavenhouder te zijn. Gezien de emplooi van de Pieten kunnen we vermoeden dat hij ook leiding geeft aan een criminele organisatie, gespecialiseerd in inbraak. Ook de voortdurende dreiging met kinderontvoering mag bijgeschreven op zijn strafblad. Iemand moet in Rome gaan uitzoeken of hij wel ingeschreven staat in het register van bisschoppen - valse identiteit is ook strafbaar - en de Partij van de Dieren moet bestuderen of hij zijn paard niet mishandelt, hij schijnt er het dak mee op te gaan. De Arbowet zal wel bezwaar hebben tegen zijn incourante werktijden en het feit dat hij zijn Pieten zonder valhelm op het dak zet. De wijze waarop hij zijn rijkdom heeft vergaard verdient ook aandacht: brengen zijn Pieten ons alleen iets of nemen ze toch ook iets mee? Hoe bekostigt hij dit alles toch? De belastingdienst mag uitzoeken of hij niet fraudeert met zijn aangifte en het ABP moet zijn pensioen doorlichten.

Pathologie
Op As 1 noteren wij alvast pedofilie, op As 2 een antisociale persoonlijkheidsstoornis. Een hoge psychopathie-score is te verwachten. Gezien zijn haat-liefde verhouding tot kinderen (en tot Nederland? - en tot zijn Pieten?) en zijn risicovol dakgedrag ligt Borderline voor de hand. Ook blijkt hij extreem mediageil te zijn - we voegen theatrale persoonlijkheidsstoornis toe. Zijn gedetailleerdheid - hij houdt een boek bij waarin staat wat de kinderen afgelopen jaar hebben gedaan - leidt tot de obsessief-compulsieve stoornis, en eigenlijk is het ook een grote narcist die vanaf de hoogte van zijn paard ons wat minzaam toewuift.
De wens kinderen te willen geselen met een roe en de dreiging hen in een zak te stoppen: sadisme. Zijn curieuze reisgedrag en het weer verdwijnen voor een jaar: dissociatieve fugue. Het verzamelen van kinderspeelgoed: hoarding disorder. De neiging kinderen aan te zetten tot extreme snoeplust kan verwijzen naar verdrongen bulimia, of misschien een diepgrondige hekel aan kinderen hetgeen hij via het mechanisme van de 'reactie-formatie' poogt te verhelen.Trouwens, Klaas moet maar eens goed onderzocht worden op middelenmisbruik - zijn jachtige Nederlandse  gedrag doet cocaïnegebruik vermoeden. Het gebrek aan Pietinnen doet een homoseksuele gerichtheid vermoeden of anders toch een mogelijk ziekelijke angst voor vrouwen, hoewel het kapoentje mogelijk verwijst naar het feit dat hij ergens in zijn leven zijn mannelijkheid heeft verloren - gedegen medisch onderzoek is aan te raden, mogelijk gevolgd door een traumabehandeling.
Zo beschouwd is hij eigenlijk goud waard. Klaas vertegenwoordigt in zijn eentje ongeveer de gehele psychiatrie - een levend handboek van alle mogelijke afwijkingen. Het volk dat hem met zo veel egards binnenhaalt en toestaat dat hij gedurende twee, drie weken het hele land ontregelt is, denk ik, nog veel gekker.

Voldoende reden dus om hem bij aankomst in Nederland direkt op te pakken. Klaas mag dan, eventueel in zijn narrenpak, naar ons. De Pieten worden waarschijnlijk door de AIVD in vreemdelingendetentie gedaan en zullen, na eindeloze procedures in welke tijd wij Klaas al genezen en geresocialiseerd hebben, uitgezet worden.
En u had wijzer moeten zijn: diep van binnen wantrouwt u hem enorm. En terecht: één oude witte man is in zijn eentje veel enger dan een heleboel jonge zwarte mannen. Niet zwart is eng, nee, wit is veel enger. En dat is al heel lang zo, dat de dreiging van oude witte mannen komt.
Of niet soms?



zaterdag 19 oktober 2013

Zitting - 2


Hij mag best trots op zichzelf zijn. Een eigen huis, een vriendin, een baan – dat had hij niet verwacht toen hij bij ons begon. Want toen gaf hij aan dat het niet hoefde, het kon niet anders. ”Laat maar”, want hij was niet veranderbaar en zou altijd blijven wat hij was. Wat hij was? Een man die nu voor de 19e keer veroordeeld was, een man bij wie op zijn 14e jaar al alcoholproblematiek was vastgesteld en een man die nu al 25 jaar aan de cocaïne verslaafd was – afgewisseld met heroïne.
Dus dat had hij niet verwacht, een eigen huis, een vriendin en een baan. Maar het leven buiten is niet eenvoudig, eigenlijk kan hij het alleen met ons wel vinden. Bij de Reclassering liep hij pas nog weg – “laat maar”, zegt hij dan. “Doe mijn proefverlof maar weer weg”, zegt hij dan. Bij de sociale dienst liep hij ook weg: daar bedonderen ze hem, zo weet hij. Het is ook moeilijk: met onze hulp kreeg hij een voorschot van de sociale dienst. Maar dat voorschot werd met zijn eerste uitkering verrekend. En dat had hij niet verwacht – hij kent de betekenis van ‘voorschot’ niet.
Maar vandaag is de Rechtbank vriendelijk voor hem want hij heeft veel bereikt. Hoe hij zelf vindt dat het gaat, vraagt de Rechtbank. “Uitstekend”, vindt hij. En wat hij nu zou willen, vraagt de Rechtbank. “Het moet maar eens afgelopen zijn, de maatregel kan beëindigd worden”, zegt hij. Nu veert zijn verbaasde advocaat overeind en vraagt het woord – “maar dat hadden we toch niet afgesproken?”, vraagt hij aan zijn cliënt. “Nee”, zegt hij “maar ik meen het wel – maar u snapt het beter dan ik, dus doe maar”. Niet duidelijk is tegen wie hij dat laatste zegt zodat nu ook de Rechtbank in verwarring is.
En we zijn nog maar drie minuten bezig.
De advocaat bladert wat in zijn papieren, is de weg even kwijt. Is nu nors, geïrriteerd.
Of ik hier kan helpen, vraagt de Rechtbank. Ik weet niet wat de advocaat en zijn cliënt hebben afgesproken, dus op dat gebied niet. Maar ik kan wel uitleggen dat dit is wat er voortdurend gebeurt: veel mensen en instanties zijn bereid hem te helpen maar dat valt nog niet mee. Hij doorgrondt regels, procedures en wetten niet, begrijpt niet hoe onze maatschappij werkt en stoot zijn helpers weer af – liefst door weg te lopen, of door te zeggen “laat maar”.  Hij krijgt ruzie met mensen die hun best voor hem doen, hij stoot ze af. En wij halen ze er dan weer bij, na veel uitleg. En dan is hij weer boos op ons – dan bedonderen wij hem. En loopt hij weg. Dan zoeken we hem weer op en na veel uitleg staat hij dan toe dat wij hem helpen – ’t is een gunst, die hij ons verleent. En wij hebben er nog veel werk aan, dat hij lang niet altijd in dank aanneemt.
Dus we zijn nog niet klaar, leg ik de Rechtbank uit. Maar dat hadden ze al begrepen.

zondag 13 oktober 2013

Dokter



Hoeveel patiënten heeft een dokter eigenlijk? Dat hangt er van af. Van waar u woont, vooral. Toen onze maatschappelijk werker een psychiatrisch patiënt terug bracht naar Ghana had hij overlegd met de enige psychiater in Ghana. Eén, in heel Ghana. Toen hij een jaar later een patiënt terug bracht naar Ivoorkust kwam hij opnieuw terecht bij de Ghanese psychiater. Hij doet er zijn buurland bij.
Of dat slecht is valt nog te bezien. De Amerikaanse staat Missouri heeft tien keer zoveel artsen als de buurstaat Arkansas. En hoewel de bewoners een nagenoeg gelijke gezondheidstoestand en levensverwachting hebben wordt er in Missouri tien keer zo veel geopereerd als in Arkansas.
Medische zorg wordt gezien als een verworvenheid van de welvaartsstaat. Dan kom je al snel uit in de westerse wereld. België en Frankrijk lijken dan de meest welvarende landen zo bezien, met 220 en 300 patiënten per dokter. Fransen zijn inderdaad gek op hun dokter. En de dokter op hen. Na een doktersbezoek in Frankrijk sta je gegarandeerd met minstens één pillendoos buiten. Naar de apotheek hoeft niet, want bijna iedere Franse dokter is apotheekhoudend. Iemand wegsturen zonder pillen is een blamage, voor dokter én patiënt. Geen volk eet zo veel pillen als de Fransen. Toch hebben ze geen naam gemaakt met hun opgewektheid of, iets banaler, een opvallend hoge levensverwachting.
Het maakt wel nieuwsgierig naar de wijze van dossiervoering van artsen met 50.000 patiënten, zoals dat in delen van Afrika voorkomt. Dossieropslag vergt dan een fabriekshal, minstens. Waarschijnlijker is dat patiënten daar gewoon niet naar de dokter gaan. Gek genoeg is dat precies wat veel westerse dokters willen - dat u wegblijft. Meer dan 90% van de klachten waarmee de huisarts wordt geconfronteerd gaat immers vanzelf over, daar heeft u geen dokter voor nodig. Door al die onzin-klachtjes van u hebben ze te weinig tijd om zich bezig te houden met die 10% die echt wat mankeert. Dus die worden doorverwezen naar dure specialisten die met peperdure apparatuur gaan kijken of u echt wel iets mankeert. En van de 4% die zo overblijft als echte, door de dokter goedgekeurde patiënt, kunnen ze maar een klein deel echt helpen. De rest gaat dood, denk ik - of wordt alsnog spontaan beter.
En die cijfers moeten maar niet al te serieus worden genomen. De hoeveelheid dokters zegt niets over hun kwaliteit, de wijze waarop een land dokters produceert des te meer, samen met de wijze waarop de zorg georganiseerd is. De Ghanese psychiater is niet veel tijd kwijt aan vergaderen, denk ik. Misschien besteedt hij wel al zijn tijd aan zijn patiënten. Of aan reizen, gezien zijn werkgebied.

woensdag 9 oktober 2013

Seks - 1

"Het komt omdat ze gesteriliseerd is". Hij heeft al heel lang een relatie met zijn vriendin want hij is erg trouw aan de weinige mensen die hij kent. Hij is gek op haar. En ondanks al zijn problemen, gevangenisstraffen en nu de maatregel is zij gek op hem. Maar ze heeft niets met seks, "omdat ze gesteriliseerd is". Dus seks ging hij ergens anders halen, en daarom zit hij bij ons. Zijn manier van seks halen is de verkeerde manier.
Hij mag best seks hebben met zijn vriendin, daar doet ze niet flauw over: "je hebt dat ding niet alleen om te plassen", weet ze. Maar ze begint nooit eens, en ze beleeft er helemaal niets aan, en dat vond hij op de lange duur niet leuk.
Hij weet dat hij zwakbegaafd is, dat vertellen ze hem al heel lang. Hij vindt het best, dat hij niet kan leren wist hij op de lagere school al. Zij heeft een nog kleiner lampje, dat valt zelfs hem op: "ze kan niet zo goed denken". Voorgelicht zijn ze dan ook nooit.
Overmoedig geworden vraag ik hem hoe hij aan zijn vriendin kenbaar maakt dat hij wil vrijen, vanuit de gedachte dat ze misschien wat langzamer op stoom komt dan hij.
"Ik zeg gewoon dat ik wil neuken", zegt hij. Zo simpel is het leven soms, niks geen gedoe met kaarsjes, wijn en aandacht, gewoon "ik wil neuken". Romantiek is voor de échte onnozelaars, begrijp ik.
Hij schetst het volgende beeld. Zijn vriendin zit op de bank te breien, hij kijkt tv. Op een door hem gewenst moment spreekt hij de woorden "ik wil wel neuken", waarop zij niet reageert want ze is niet zo snel. Hij herhaalt dan zijn toverformule waarop ze even wazig kijkt, giechelt en vraagt: "nu?". Hij knikt dan, waarop zijn vriendin eindelijk haar toverformule kwijt kan: "ja, je hebt dat ding niet alleen om te plassen". Ze legt dan haar breiwerkje terzijde, gaat staan, doet broek en onderbroek naar beneden en bukt, de achterkant van de bank vasthoudend, met de billen naar hem toe. Hij doet ook zijn broek en onderbroek naar beneden, "en dan stop ik hem er in".
"Maar dat doet toch zeer, dat past toch niet", informeer ik. Hij kijkt me aan of ík simpel ben: "nou, gewoon een beetje spuug", zegt hij verbaasd en doet het quasi voor - ik zie hem nu spugen op de vagina.
Hij vertelt verder maar mijn gedachten dwalen wat af. Ik ken beiden; ze behoren, zacht uitgedrukt, niet tot de schoonsten der aarde. Het tafereel is me levendig genoeg geschetst - enige lichte verwerkingstijd heeft de toehoorder wel nodig. Het is in ieder geval duidelijk waarom zij er niets aan beleeft maar iets in mij vertelt me dat hij niet ontvankelijk is voor alternatieve strategieën. De gehele operatie duurt één à twee minuten, waarop zij het breien, en hij zijn tv-programma hervat.
Een andere manier kent hij niet, en zij al helemaal niet. Bij hem is er een vaag besef dat een vrouw er ook iets aan zou kunnen beleven, al heeft hij nog nooit zo'n vrouw ontmoet.
Het is zo ontmoedigend armoedig dat ik overweeg te zeggen: "ja, dat komt omdat ze gesteriliseerd is". Maar dat mag ik niet en dus maak ik een vervolgafspraak. Want ik moet even nadenken.

vrijdag 4 oktober 2013

Bevoegd


Zijn wij bevoegd? Die vraag kan zo maar boven komen in een mensenleven. Jaren denk je van wel maar dan plots – dan verandert er iets in de wereld. En dan zit je met die vraag.
In 2010 is er door iemand een register ingesteld. We weten niet door wie, en ook niet waarom, maar het is er dan plotseling, zo’n register. En daar moeten we in. Of niet, misschien. In dat register staan een aantal collegae, die doen wat wij ook doen. Of zo ongeveer. Maar volgens ons doen ze net iets anders dan wij, en daarom hoeven wij er niet in. Of toch wel? Niemand die het weet. Onze collegae weten het niet, en de Rechtbank ook niet. Want daar gaat het om, of wij bevoegd zijn de Rechtbank voor te lichten.
Zomer 2010, een Rechtbank in een provinciestadje. Voor het eerst in ons voorlichtende bestaan wil de Rechtbank weten of wij bevoegd zijn. Dat zeggen ze ook: “wij moeten vaststellen of u bevoegd bent”. Kennelijk eindigt die zin met een vraagteken want daarna wordt het stil – onze beurt, begrijpen wij. Enigszins verbaasd zeggen wij niet bekend te zijn met de criteria die de Rechtbank hiervoor aanlegt. Dat lijkt niet het goede antwoord te zijn want de rechters raken er wat verlegen mee. Ze kijken elkaar aan en schuifelen op hun stoel. De oudste rechter biedt uiteindelijk uitkomst: “bent u BIG-geregistreerd?”. Dat zijn we. Opgelucht gaan we aan de slag, probleem opgelost.
Een paar weken later, een Rechtbank in de Grote Stad. Opnieuw de vraag naar bevoegdheid. Wij melden BIG-geregistreerd te zijn. De voorzitter kijkt ons enige tijd aan en meldt: “dat zegt me niets”. Gevolgd door stilte. Opnieuw verwarring en geschuifel. De voorzitter kijkt wat ongelukkig – probleem niet opgelost. De Officier van Justitie biedt uitkomst: “Hoe lang doet u dit al”, vraagt ze. Achttien jaar, antwoordt de onduidelijke bevoegde. Opgelucht neemt de Rechtbank er genoegen mee en we gaan aan de slag. Probleem opgelost.
Een maand later, weer een rechtbank in een Grote Stad – een andere Grote Stad. Weer die vraag. Toch wel wat bescheiden geworden antwoorden we dat we denken van wel. “Mooi” roept de voorzitter en we gaan aan de slag. In de navolgende zittingen komen allerlei variaties op bovenstaande voor – maar de meeste Rechtbanken lossen het op door de vraag niet te stellen. Dat helpt enorm, de vraag niet stellen. Zonder die vraag zijn we bevoegd.
Dus dat houdt ons bezig, nu. Zijn we nu wel of niet bevoegd. We weten het niet. Het schijnt dat er al collegae zijn weggestuurd, die waren vóór de vraag wel, maar na de vraag niet bevoegd. Want dat kan, als je een register opent.
Maar wij wachten nog even, met ons inschrijven. Het lijkt ons wel wat om weggestuurd te worden. Als hoogst opgeleide binnen de kliniek – met één andere collega – is dan namelijk niemand meer bevoegd, bij ons. Dan zijn we plots collectief onbevoegd, dankzij een register.